De Westkust
Alweer Amerika
O jee, daar gaan we weer. Na de rit van London (Canada) naar New Orleans is dit de tweede opeenvolgende grote fietstocht in de Verenigde Staten. En jullie lezers zijn vast Amerika-moe na alle aandacht voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van vorige maand.
Awel, het zij zo. Je ontkomt moeilijk aan de Verenigde Staten als je op vakantie wilt vanuit Canada zonder lange vliegreizen en je ook geen zin hebt in een binnenlandse vakantie die ofwel eindeloze dennenwouden ofwel eindeloze prairies zou betekenen.
We fietsen ook niet zo maar Amerika in. Het plan is om van Eugene, Oregon naar Los Angeles te fietsen. De route voert van atletiek-centrum Eugene langs de rustige vissershavens langs de kust van Oregon, de woeste Lost Coast van Noord-Californië, naar San Francisco, en vandaar via het tuinbouwhart van Noord-Amerika in de Salinas Valley naar Los Angeles. Het wordt mijn eerste keer aan de Amerikaanse westkust, een stukje wereld waar iedere wereldbewoner zo veel over gehoord heeft dat het een understatement is om te zeggen dat het tot de verbeelding spreekt. Je doet het meer recht door te zeggen dat het zo hard tot ieders verbeelding schreeuwt dat je trommelvliezen pijn doen en het spuug van de techbro’s en showbizz-celebrities in je gezicht sproeit.
Met name van Los Angeles is mijn beeld gevormd door de vele navelstaardigere beschouwingen die de Amerikaanse media-elite aldaar over de eigen stad gemaakt heeft. Er zijn zo veel films en series en muziek over Los Angeles gemaakt dat ieder er waarschijnlijk zijn eigen voorstelling LA van bij elkaar kan shoppen. Ik heb een duidelijke voorkeur voor de haters: Mulholland Drive en Chinatown op film en op mijn koptelefoon de razende woede van punkbands Pennywise en Bad Religion. The Substance was nog niet uit toen we daar fietsten maar past prima in het rijtje.
Nou, we gaan het beleven.
De vlucht
En zo kwam het dus dat we op 7 juni onze fietsen in dozen stonden te pakken om naar Eugene, Oregon te vliegen. De zadelpen van mijn Snel had ik na mijn emigratie zonder vet in de zadelbuis gestoken en leverde nu lichte stress op. Gelukkig hebben we in onze garage in Edmonton een bankschroef:
Op het vliegveld in Eugene krijgen we het volgende stuk verpakkingsstress voor de kiezen. Op aandringen van mij heeft Susan haar achterderailleur losgeschroefd van het frame. Ik heb daar nooit problemen mee gehad (en wel met vast laten zitten) maar Susan heeft nu meerdere lussen in haar ketting zitten. We draaien en vouwen wat we kunnen maar we krijgen de ketting niet meer recht rond over de tandwielen. Uiteindelijk regel ik internet op mijn telefoon en kijken we dit filmpje van Global Cycling Network om de situatie recht te zetten. Hoewel onze toestand ingewikkelder is dan wat ze daar laten zien, omdat we met de losgeschroefde derailleur nieuwe vrijheidsgraden voor ketting hebben gecreëerd waar zij niet mee te kampen hebben, helpt het ons de ketting er goed op te krijgen. Het was echt deels geluk in plaats van wijsheid dat het op een zeker moment lukte. Ik voel de rest van de avond een teleurstelling over hoe ons beider ruimtelijk inzicht hier tekortgeschoten heeft.
Het binnenland van Oregon
Na een eerste nacht wildkamperen springen we weer op de fiets richting de oceaankust, die onze kampeerplek ten zuiden van Eugene hemelsbreed zo’n vijfenzeventig kilometer weg is. Voor de route erheen hebben we onze zinnen gezet op de Smith River Road, een rustige weg die zich langs de Smith River door de wouden slingert. Langs die route gaat het zo’n honderdtwintig kilometer zijn naar de Stille Oceaan.
Mijn plompe lijf van bijna veertig is niet gewend aan stekende zon en het heuvelachtige terrein. We zijn hier een stuk zuidelijker dan in Edmonton. Qua klimaat en landschap zou je mijn woonplaats Edmonton met Scandinavië Siberië kunnen vergelijken, en Oregon met Frankrijk, en het van noord naar zuid langgerekte Californië met Spanje en Marokko. We fietsen in Zuid-Oregon over eikenlanen tussen graanvelden die al voorzichtig geel beginnen te kleuren.
Ik heb dorst en erger me dat het landschap zo onvriendelijk is. Waarom zijn er geen huizen met gezellige voortuinen langs de weg? Waarom is hier nergens drinkwater te vinden? Waarom zijn er hier wijngaarden die zich protserig adverteren terwijl je nergens een fatsoenlijk ontbijt kunt krijgen?
Als we langs een wijngoed komen dat zich zowaar King Estate noemt vraag ik me af of die naam niet een fundamenteel tussen de Amerikaanse en Europese samenleving verraadt. Hebben de Amerikanen zich van de monarchie bevrijd zodat iedereen zichzelf koning kan wanen, terwijl Europeanen de monarchie hebben afgeschaft door hun vorsten tot mede-klootjesvolk te degraderen? Amerikanen willen allemaal een grote SUV en een vrijstand huis met een zinloze hectare lawn en hun kinderen op een Ivy League-universiteit. Ze zijn zo druk met het najagen van hun American Dream dat ze zich niet realiseren dat je geen machtige koning kunt zijn zonder onfortuinlijke onderdanen en dat al die status-gedreven consumptie nooit gaat leiden tot een maatschappij van gelukkige gelijke burgers.
Het klinkt zo raak dat ik het vast niet zelf bedacht heb. Citeer ik nu onbewust Alexis de Tocqueville? Snel googelen geeft daarover geen uitsluitsel maar ik lees wel dat De Tocqueville acht jaar schreef aan zijn boeken over zijn reis. Het is me dus hopelijk vergeven dat ik zes maanden heb gedaan over dit blog.
In de dorpen Lorane en Curtin krijgen we dan toch de kans om snel achter elkaar een ontbijt en een lunch weg te werken. In Lorane leggen we aan bij een rommelige general store waar roestige pick-ups af en aan rijden en het kraanwater niet geschikt is om te drinken. Curtin is een ontvolkt plaatsje waarvan weinig meer over is dan een Shell-pompwinkel bij de afrit van Interstate 5. Bij beide winkels moeten we improviseren om in de schaduw te kunnen zitten; de eigenaren van de winkels kunnen zich blijkbaar niet voorstellen dat niet iedereen die de winkel verlaat gelijk in een auto stapt.
De volgende anderhalve dag fietsen we door onbewoond productiebos over de smalle strook asfalt die Smith River Road heet. Na een stevige klim over een pas die ons naar de Smith River voert is het heerlijk fietsen over een lege weg door het intense groen van het gematigde regenwoud van het Pacific Northwest. Ons meegenomen drinkwater raakt op en we vullen onze bidons bij stroompjes die vanaf de heuvels naar de Smith River klateren. Het klinkt achteraf idyllisch, maar op het moment zelf was ik ongeduldig aan het dagdromen over de diner-maaltijd die ik zou gaan nuttigen als we weer in de bewoonde wereld zouden geraken bij North Fork.
Als we daar eindelijk komen kunnen we daar echter niet betalen. Er is geen mobiel bereik in North Fork en je kunt er dus niet met elektronisch geld betalen. Aan cash hebben we als wereldvreemde stadsmensen natuurlijk niet gedacht en dus moeten we met een rammelende maag doorfietsen naar vissersplaats Reedsport. Alle begin is moeilijk, ook van deze fietstrip, zullen we maar zeggen.
De kust van Oregon
In Reedsport is het winderig en rommelig. De plaatselijke dikbuikige Harley-rijdende stoere mannen hebben naast restaurant Harbor Light een clubhuis waaromheen ze vlaggen van MAGA en Don’t Tread on Me hebben geplant. We eten een middelmatige maaltijd maar echt bijgekomen voel ik me niet. Gelukkig is het niet ver meer naar de Umpqua Lighthouse State Park Campground waar we het voor gezien houden voor deze dag.
Met de eerste blikken over de open Stille Oceaan ga ik me ook zorgen maken over het schrijven van deze blogpost. Hoe ga ik in het Nederlands om met alle formuleringen met het woord Pacific die ik vast in mijn hoofd ga krijgen? In het Engels kun je het hebben over Pacific stranden en Pacific vegetatie en Pacific cultuur en wat al niet. Maar wat moet ik daar in het Nederlands mee? De waterplas heet Stille Oceaan of Grote Oceaan maar je kan het moeilijk over “Stille stranden” of “Grote cultuur” gaan hebben. Ik kwam er daar ter plekke niet uit maar bedenk me terwijl ik dit typ dat het voorvoegsel “westkust-“, als in “westkust-vegetatie”, best aardig in de buurt komt.
De volgende dag fietsen we van Umpqua Lighthouse naar Bandon, met een stop in North Bend waar ik bij de fietsenmaker een bidon koop. North Bend rijden we binnen via een hoge brug over een zeegat. Je hebt de keus tussen wandelen over een smalle stop of fietsen over een smalle rijbaan. Gelukkig hebben ze een waarschuwingslamp die gaat knipperen als er een fietser de brug op gaat, zie hier op Streetview. Het is nog steeds geen pretje en als je aanleg hebt voor claustrofobie of hoogtevrees zul je het hier wel ontdekken.
Voorbij North Bend kun je aangenamer fietsen over de Seven Devils Road, een rustige weg die langs de toeristische bestemmingen langs de kust slingert terwijl de drukke doorgaande weg meer landinwaarts loopt. Een mooie plek om eens de tijd te nemen om een van de vele tsunami-waarschuwingsborden op de foto te zetten:
Zoals het bord daar links al vermeldt komen we zo in Bandon terecht. En Bandon is het plaatsje waar we dan eindelijk voor het eerst het chille Pacific gevoel bespeuren. We logeren in een motel waar alles, van de toiletzeep tot de wekker, instagrammable is en waar je zonder menselijke tussenkomst boekt en binnengaat met je telefoon. In de oude vissershaven is een wandelpromenade aangelegd die de flanerende toeristen, meest middelbare golf- en zeiltypes, langs net verzorgde visrestaurants en koffiebarretjes voert. Ook aan een fietspad en een watertappunt is gedacht:
Wij zijn echter te gierig voor de golf- en zeilprijzen en eten liever bij het Mexicaanse restaurant aan de rand van de stad bij ons motel. Het is de eerste van onnoemelijk vele Mexicaanse maaltijden deze trip.
De volgende twee dagen vervolgen we onze weg langs de kust van Oregon. De stadjes lijken van oudsher vissersplaatsjes. In Port Orford is het zonnig maar staat er ook een straffe zeebries als wij er aankomen. Met z’n relaxte surf-hippie-charme weet het ons toch aan een aangename lunchpauze te helpen. We eten fish and chips op het terras van een eetcafé met een Noors thema, ineengedoken tegen de zijmuur van het pand om uit de wind te blijven. We doen inkopen bij de “Community Co-op” nabij een boekwinkel annex “Community Writing Center”.
Die nacht kamperen we op een met gras begroeide rotspunt tussen de oceaan de kustweg US 101:
Brookings, de volgende stad, is industriëler van aard met een grote zagerij en een multiplexfabriek. We gaan eerst binnen bij de plaatselijke poging tot een geraffineerde koffietent, maar de taartjes daar zijn te klein en te duur om te honger te stillen. We fietsen door over de brug over de Chetco River naar het stadsdeel genaamd Harbor, om daar bij Fely’s Café neer te strijken. Ik bestel er een salade maar Susan maakt zich zulke grote zorgen over mijn lusteloze aanblik en slechte humeur dat ze naar de bar loopt om mijn bestelling in een hamburger te veranderen. Met een herstellend humeur kunnen we over de rustige Oceanview Drive weg van de drukke US 101 naar de grens van Californië rijden.
Wikipedia-artikelen over de geschiedenis van Oregon en Californië maken duidelijk dat Oregon tot 1859 ook door Groot-Brittannië werd opgeëist terwijl Californië tot 1846 bij Mexico hoorde. Als de VS minder expansionistisch waren geweest, had hier een landgrens tussen Canada en Mexico kunnen liggen! Dat roept dan weer de vraag op waar alle tech-startups zich hadden moeten vestigen als er niet zoiets als een Amerikaanse westkust had bestaan.
Nu we in Californië zijn verschijnt ook de naam San Francisco op de wegwijzers, met getallen tegen de 400 erachter. En dat zijn hier dan ook nog mijlen in plaats van kilometers. En dan is San Francisco ook nog niet onze eindbestemmingen en moeten we nog verder naar Los Angeles. Ik moet nog steeds mijn best doen om motivatie te vinden, ook na de burger in Brookings.
Het Zwitserland van Amerika
Aan het eind van de middag bereiken we Crescent City, de eerste Californische stad op de route. De stad heeft geen echt gezellig centrum; in de historische downtown is bijna niemand op straat en zit er slechts hier en daar een winkel. Langs de kust ligt een park in de vorm van een winderige grasvlakte die veel te groot is voor het publiek van één gezin met kinderen en Susan en ik. Ik drink er een halve gallon chocolademelk op in onze pauze van iets van 30 minuten:
Dat blijft natuurlijk niet zonder gevolgen en als we vertrekken moet ik erg nodig naar de WC en vraag ik me af of ik moet overgeven. Om dat extra aangenaam te maken voert de route gelijk naar een klim over de drukke kustweg US 101 vol voorbijrazende vrachtwagens. De eerste tien minuten zijn geen pretje maar daarna weet mijn lichaam de 1,89 liter gesuikerde melk in te zetten voor de productie van zweet en energie. Circa twee uur en enige honderden verticale meters verder komen we in Klamath, een plaatsje dat enkele kilometers landinwaarts is gelegen in het indianenreservaat langs de Klamath-rivier. We hoopten daar een hotel te kunnen pakken maar de prijzen van de Holiday Inn Express aldaar staan ons niet aan. We zetten dus ons tentje op op de Klamath Camper Corral.
De volgende morgen proberen we een ontbijt te vinden. Er is een boekwinkel waar de eigenaresse koffie en bagels serveert. Ik neus door de boeken over de geschiedenis van de kolonisatie van Amerika. De Yurok-Indianen die hier hun hoofdstadje hebben lijken het aardig voor elkaar te hebben. De straten en gebouwen zijn goed onderhouden, er is een plaatselijke politie die in glimmende nieuwe auto’s rondrijdt, en in het midden van Klamath pronkt het grote casino- en hotelcomplex. Een gezellig eettentje is er echter niet en we moeten ons bagel-ontbijt aanvullen in de pompwinkel van het benzinestation.
Als we wegrijden uit Klamath komen we vrijwel onmiddellijk terecht in de Redwood National and State Parks, het grootste bos van kustmammoetbomen ter wereld:
We passeren een neergelegde afgezaagde stam met een tijdlijn bij de jaarringen, zodat je kunt zien welke jaarring werd gevormd toen Columbus voor het eerst bij Amerika voor anker ging, enzo.
Na het mammoetbomenbos komen we in een dichtbevolkter deel van Humboldt County, waar alle straatmeubilair langs de weg steevast ergens het stempel “HUMCO” draagt. De stadjes Arcata, Eureka en Ferndale hebben raadselachtig goed geconserveerde gezellige downtowns. Het straatbeeld wijkt hier af van de Amerikaanse norm van tankstations, achtbaans stroads, drive-throughs voor fastfood en weidewinkels met giga-parkeerplaatsen. In plaats daarvan zien we ineens dit soort gezellige winkelstraten:
Op de foto is het niet erg levendig maar dat komt vast doordat de foto om acht uur ‘s morgens gemaakt is.
In deze regio bekruipt voor het eerst het gevoel dat Californië het Zwitserland van Amerika is. Ja, dingen zijn duur en veel mensen komen poenerig over met Tesla’s en grote RV’s (vrachtwagenformaat campers) en chique racefietsen. Maar alles is ook top geregeld: er zijn bewegwijzerde fietsroutes, het asfalt is glad zwart zacht zoevend zoab, de winkels en huizen staan netjes in de verf en er staan overal bordjes om ons nieuwsgierige toeristen dingen uit te leggen. Dat gevoel zal tot ver voorbij San Francisco standhouden.
Lost Coast
Na Eureka voert onze weg via Ferndale naar de heuvels van de Lost Coast, een stuk kust dat zo bergachtig is dat de kustweg 101 een eind landinwaarts is gelegd. In de bergen langs de kust liggen enkele gehuchten zoals Petrolia, Honeydew en Shelter Cove waarvan elk misschien enkele honderden inwoners heeft. Koeien en cannabisteelt (lekker ver weg van gewasdieven!) zorgen voor een beetje economische activiteit tussen de wouden. Langs de gehuchten slingert een kleine weg vol akelig steile klimmetjes en afdalingen.
Bij Ferndale doen we laatste inkopen en laten we de Californische luxe achter ons. We volgen een kleine weg de heuvels in, en weer uit:
Na een lange middag vol gehijg in de klimmen, bijna-hartaanvallen in gierende afdalingen, koeiengeur bij de ranches in de dalen, en eenzame camperbusjes bij de afgelegen stranden, komen we dan in de avond aan bij de county campground die tussen Petrolia en Honeydew ligt. Susan vindt nog tijd om een boek te lezen:
Deze camping is een prachtige plek die hoop kan schenken aan eenieder die somber is over Amerika in deze tijden. Mensen uit de steden rond de Humboldt Bay komen met een tent of camper hierheen om een zorgeloos weekend te beleven. Kinderen racen rondjes rond het kampeerveld op hun fietsen of houden watergevechten, papa gaat vissen, mama gaat wandelen langs de rivier. Sommige mensen praten Engels, andere Spaans. Generatie-Z-tieners blijken zich heus wel te kunnen vermaken zonder WiFi of mobiel bereik. Donald Trump en (toen nog) Joe Biden zijn duizenden kilometers weg, niet alleen in het echt maar ook voor je gevoel. Niemand is bang voor elkaar en niemand probeert een ander tot de eigen overtuiging te bekeren. De overheid in de vorm van Humboldt County zorgt voor gemaaid gras, schone toiletten en een drinkwatertap en ook de bezoekers in dikke pick-up trucks lijken daar geen government overreach in te zien. In het A. W. Way County Park aan de Mattole River is Amerika nog gewoon gelukkig.
De volgende dag fietsen we via Honeydew door verdere bergwouden terug naar de US 101 bij Garberville. De weg van Honeydew naar Garberville is nog kleiner dan die van Ferndale via Petrolia naar Honeydew, en regelmatig is de weg zo steil dat er geen asfalt gelegd kon worden en je over gravel naast je fiets omhoog moet lopen. De dag loopt al op zijn einde als we bij Garberville weer geopende winkels tegenkomen en een Mexicaanse avondmaaltijd naar binnen schuiven.
Na een nacht op een hiker-biker campsite (alweer zo’n Zwitserland-achtige voorziening) van California State Parks slaan we dan vanaf de US 101 rechtsaf, de California Highway 1 alias Pacific Coast Highway op. Die weg, bezongen door onder andere The Decemberists en The Beach Boys, heeft het imago dat je er romantische road trips op kunt houden, al dan niet met een surfplank achterop je busje. We beginnen met een bescheiden klim om een heuvelrug over te steken die ons van de kust scheidt. In de afdaling wachten we geregeld voor stoplichten om wegwerkzaamheden te passeren. “Try to keep up with traffic”, raadt de dame in het gele hesje ons aan als we groen krijgen. Daar in de afdaling konden we daar gehoor aan geven.
De volgende anderhalve dag lijkt op de dagen langs de kust van Oregon, maar dan net een beetje warmer en qua verkeer iets rustiger. We slapen in een superschattig negentiende-eeuws hotel in Mendocino. Het heeft helaas vrij matige Google-reviews. Ik vermoed dat sommige mensen ontevreden zijn over de gehorigheid en de gedateerde sanitaire voorzieningen, maar ik neem ze graag op de koop toe bij het gevoel dat ik een Victoriaanse rijkaard ben op een exclusieve strandvakantie.
In de zon fietsen we gestaag naar het zuiden, bovenlangs een klif dat we af en toe afdalen en weer op klimmen om een riviermonding te passeren. Als we bovenop rijden hebben we soms uitzicht op strandjes. San Francisco komt dichterbij en daarmee neemt ook het aandeel Tesla’s en wielrenners op de weg toe.
Marin County
Op de dag dat we San Francisco binnenrijden is het 19 juni, Juneteenth, de herdenking van het einde van de slavernij in de Verenigde Staten. Dat is een vrije dag en veel mensen grijpen die gelegenheid aan om een stuk te gaan racefietsen. Als we stoppen voor een tweede ontbijt bij een café in Valley Ford staan daar al twee racefietsen buiten, en fietsend langs de Tomales Bay verderop krijgen we gezelschap van een oudere man die bezig is langs de westkust van de Canadese naar de Mexicaanse grens te fietsen. Langs de kust van de baai zitten oesterkwekerijen die met geestig bedoelde borden (“Aw shuck!”) proberen hun oesters aan de vele passerende dagjesmensen te verkopen. Die dagjesmensen passeren met glimmende racefietsen, Tesla’s, Rivians en Duitse middenklassers. De rijkdom van de tech-industrie rond San Francisco wordt hier heel sterk voelbaar.
Voor we in San Francisco komen passeren we eerst nog Marin County. Dit cluster van suburbs heeft een cultstatus onder mountainbikers omdat hun sport mede is uitgevonden door een groep verveelde hippies die hier op afgeragde beach cruisers (fietsen met terugtraprem en luie geometrie) via bospaden van de heuvels af raceten. Nu, zo’n vijftig jaar later, wordt die erfenis levend gehouden met een uitgebreid netwerk aan fietspaden en een groot fietsmuseum aan de voet van de legendarische Repack-afdaling. Het museum is gesloten als wij passeren, maar we kunnen wel foto’s maken van de buitenkant:
Via bewegwijzerde fietsroutes over grotendeels vrijliggende fietspaden gaat het verder richting de Golden Gate Bridge, die ons van Marin County naar San Francisco zal voeren. Op de fietspaden in een stedelijke omgeving heb je het gevoel dat je er al bijna bent, maar het is nog tientallen kilometers. Ongeduldig trappen we voort. We passeren nog een fietsenmaker die e-bikes van Gazelle dealt:
Het is voor de Nederlanders toch lachen dat terwijl VanMoof een grote mond had, het oude Gazelle nu echt serieuze aantallen fietsen verkoopt in de suburbs van wereldsteden als San Francisco.
Zoals het hoort komen we onder een wolkendek te rijden bij het naderen van de Golden Gate:
Fietsend over de brug voel ik weer de hoogtevrees opkomen die ik bij eerdere passages van zeegaten al had. Er staat een sterke wind die zorgt voor een nare fluittoon tussen de kabels. Je moet tegen de wind leunen op het smalle fietspad, en hoewel er niet alleen een railing is maar ook een uitgebreide zelfmoordpreventieconstructie voelt dat toch onveilig. Niet iedereen heeft last van zulke zenuwtrekjes, want er komt ons een man tegemoet die met een grote uitstekende gitaartas op zijn rug de Golden Gate over fietst.
San Francisco
Hippies en high tech. Dat zijn de associaties die de wereld met San Francisco heeft. In de praktijk is het vooral een gezellig drukke stad, waar best veel mensen fietsen ondanks de vele steile heuvels. We vergapen ons aan de zelfrijdende Waymo-taxi’s met hun radarkoepels op het dak, alsook aan advertenties voor IT-backend-hulpmiddelen die zo op een stadsbus worden gekwakt omdat blijkbaar iedereen hier begrijpt waar dit over gaat:
…alsook aan de Nederlandse windmolen die begin vorige eeuw gebouwd is om een stadspark van beregeningswater te voorzien:
We pakken ook een dag de trein naar Mountain View in de Silicon Valley ten zuiden van San Francisco. Daar zit het Computer History Museum, waar ze een indrukwekkende collectie oude computers van de jaren vijftig tot de jaren tachtig hebben, en waar je ook de daadwerkelijke fysieke Duitse theepot kunt zien waar alle “teapot”-animaties zijn gebaseerd waaraan je in de jaren negentig de snelheid van je videokaart hebt afgemeten als je daar nerdy en oud genoeg voor bent.
Mijn algehele indruk van San Francisco is dat het een gezellige, welvarende stad is. Er wordt vooruit gedacht en gewerkt aan de toekomst, zowel met spectaculaire shit als die zelfrijdende taxi’s als met saaiere investeringen als de elektrificatie van de spoorlijnen naar de suburbs (de bovenleiding hing er inmiddels, maar de trein naar Mountain View reed nog op diesel). Hoewel San Francisco door conservatieve Amerikanen graag wordt afgeschilderd als een losbandige bende vol drugs en daklozen zie je dat soort ellende in SF stukken minder dan in Edmonton. Als ze er gewoon eens gingen kijken krijgen ze wellicht een veel positievere indruk van deze stad die zichzelf deugdzaam met hard werken hogerop helpt. Doomscrollende progressieven zouden dan ook eens in landelijk Alabama op fietsvakantie moeten gaan en spontaan drinkwater en liften aangeboden krijgen van de locals. Amerika is een prachtig land. We hoeven allemaal niet zo bang voor elkaar te zijn, jongens.
Van NoCal naar SoCal
Californië wordt informeel vaak verdeeld in Northern California oftewel NoCal en Southern California oftewel SoCal. In grote lijnen is NoCal mistig, regenachtig, en gericht op San Francisco terwijl SoCal zonnig is en heet en gericht op Los Angeles.
Heet wordt het voor ons als we op de tweede dag vanaf San Francisco landinwaarts moeten uitwijken. Voorbij Monterey is de Pacific Coast Highway op meerdere plekken door aardverschuivingen onbegaanbaar geworden. Het advies aan fietstoeristen die de kust volgen is om te rijden via de Salinas Valley, een ongeveer dertig kilometer landinwaarts gelegen vallei vol tuinbouw. Die dertig kilometer is in combinatie met de heuvels van Big Sur genoeg om de koelte van de oceaan op afstand te houden. In de Salinas Valley zien we voor het eerst in groten getale palmbomen staan.
Die palmbomen staan daar tussen de velden sla, boerenkool, uien en aardbeien. De Salinas Valley is een van de productiefste tuinbouwgebieden van Amerika:
Als we fietsen langs velden waar gewerkt wordt, zien we dat de boeren dan een trailer neerzetten met dixi’s en waterkranen zodat de landarbeiders naar de wc kunnen en ook netjes voor de hygiëne hun handen wassen. De landarbeiders zijn praktisch allemaal Spaanstalig en dat maakt dat je je in plaatsen als Greenfield en King City in Mexico waant. In de hoofdstraten wandelen en fietsen getinte mensen langs taquería’s, carnicería’s en florería’s. Voor het ontbijt krijg je huevos rancheros. Op de heuvelranden langs de Salinas Valley vind je wijngaarden en veehouderijen. De vleeskoeien lopen in droge weiden met eikenbomen, eigenlijk net als in de dehesa van Spanje.
Voorbij King City gaat Susans band lek. Onder een boom plakken we hem, maar nadat we hebben geluncht en de ergste middaghitte van 37 graden hebben afgewacht is de band weer plat. Er zit een gat in de buitenband en hoewel we daar met duct tape en langs de weg gevonden plastic wel een tijdelijke mouw aan kunnen passen vertrouwen we dat niet genoeg om er de tientallen kilometers door een leeg landschap naar Paso Robles mee te fietsen. We liften terug naar King City, met de fietsen achterin de bak van de pick-uptruck van Spaanssprekende man die in een koelopslag werkt.
In King City vinden we geen passende buitenband voor Susans fiets, en we besluiten de nacht daar te blijven en de volgende ochtend de bus te nemen naar Paso Robles. In Paso Robles moeten wel fietsenmakers zijn. Ergens voel ik genoegdoening dat het nu eindelijk eens Susans fiets is die problemen geeft. Zo vaak al heb ik mijn zorgvuldig onderhouden fiets onderweg kuren zien krijgen terwijl Susan, die nooit iets onderhoudt voor het stuk gaat, onbezorgd kon doorfietsen. Eindelijk is het nut van periodiek preventief onderhoud aangetoond! Eindelijk zijn al mijn uren in de garage bij de werkbank beloond!
In Paso Robles vinden we inderdaad een fietsenmaker. Hij heeft in maat 28-622 een tubeless ready gravelbike-band die zich stevig verzet tegen montage op Susans achtervelg. Nadat we eerst zelf tien minuten emmeren met bandenlichters op de parkeerplaats komen we met hangende pootjes weer de fietsenwinkel binnen. De fietsenmaker pakt er ook steeds meer hulpstukken bij en trekt een steeds gefronster gezicht, maar een minuut of vijftien verder horen we een verlossende “pang!” als de band op de velg schiet.
We blijven die dag in een park in de stad hangen, de lekke binnenbanden plakken, boeken lezen en taco’s eten tot het ‘s avonds begint af te koelen:
Dan fietsen we weer eens een reeks heuvels over naar de kust, waar we in Morro Bay weer een hiker-biker campsite vinden.
Lelijke wegen naar LA
De volgende dag rijden we langs San Luis Obispo verder langs de kust naar het zuiden. San Luis Obispo (SLO voor intimi) zelf is nog een levendige downtown met drukke winkels en goede fietspaden, maar daarna begint het beeld van het Zwitserland van Amerika scheurtjes te vertonen. De weg via Guadalupe naar Lompoc over een volgende tuinbouwvlakte is smal en druk zonder een goede plek om erop te fietsen. In Lompoc rijden we de stad binnen over een vrijliggend fietspad langs de grote weg dat vol ligt met stille getuigen van dakloosheid zoals achtergelaten tenten en slaapzakken en drugspijpen.
Daarvoor passeren we nog wel een heuse Space Force Base:
Lompoc ligt een stukje in het binnenland vanaf de kust en dus moeten we, je raadt het nu al, een heuvelrug oversteken om terug bij de kust te komen. Het is een lange klim over een rustige weg naar de pas bij Las Cruces, maar de afdaling naar de kust is steil en loopt over een snelweg-achtige vierbaans weg. De heuvels zijn daar nogal rotsig en de wegenbouwers hebben indertijd niet de moeite genomen de volle breedte inclusief vluchtstroken vrij te springen met dynamiet. Het is een enge rit, met de auto’s links en de rotswand rechts met zo’n 50 km/u, te langzaam om met het snelverkeer mee te gaan en te hard om lekker langs de rotsen te rijden.
Evengoed komen we levend weer beneden aan de kust. Het is nu zaak om zo snel mogelijk in Santa Barbara te komen. Daar hebben we namelijk wat formaliteiten gepland.
Santa Barbara is een stad van zo’n 90 000 inwoners die van buiten maar via vier wegen te bereiken is: twee parallel aan de kust vanuit het zuidoosten, één van het binnenland over de bergen, en één langs de kust vanuit het noordwesten. Wij rijden over die laatste. Dat is de Pacific Coast Highway die hier weer samenvalt met US 101 en dus als een vierbaans snelweg is uitgevoerd. Fietsen is toegestaan en wordt gefaciliteerd door af en toe een bordje “SHARE THE ROAD” neer te zetten. Er is een vluchtstrook dus het is te doen, maar bij sommige kunstwerken is de strook erg smal, en bij wegwerkzaamheden wordt er ook niet altijd even goed aan fietsers gedacht. Een volgend barstje in het Zwitserland van Amerika.
Doelmatig fietsen we naar Santa Barbara waar we aan het begin van de middag aankomen. Na een vlugge maaltijd in een burgertent kleden we ons om in onze netste kleren (haha) op het toilet en zetten we koers naar het County Courthouse. In Santa Barbara County kun je namelijk net als in Las Vegas in een kwestie van minuten trouwen.
De plaats van handeling is het historische County Courthouse in Santa Barbara, een statig gebouw in Spanish Colonial Revival-arcitectuur. Je waant je in een eeuwenoud Spaans gebouw hoewel het uit 1929 stamt.
De ceremonie wordt snel en effectief afgewerkt; je kunt merken dat de baliemedewerker op deze situatie is voorbereid. Ze is feestelijk aangekleed en opgemaakt en helpt ons om de dame die achter ons in de rij staat als getuige te vragen. Ze kwam voor een uittreksel uit het geboorteregister, maar als Susan en ik elkaar in de ogen kijken en eeuwige trouw beloven moet ze een traantje wegpinken. Zenuwachtig, blij en onwennig verlaten Susan en ik als een echtpaar het Courthouse.
Santa Barbara is een verrassend groene en dichtbebouwde en levendige stad na die lange grimmige aanrit over een vluchtstrook:
We blijven nog een tijdje rondhangen om ons huwelijk te vieren met een Indiase maaltijd, een bezoek aan de premiumsupermarkt Trader Joe’s, en een welverdiende Spanish Colonial Revival-siesta in het park aan zee:
De tot getuige gebombardeerde dame bij ons huwelijk ried ons aan om te overnachten op de State Park Campground in Carpinteria en die wijze raad volgen we op. Het is alsof fietsers samendrommen om allemaal de volgende dag in Los Angeles aan te komen; we zijn op de hiker-biker site met een man of tien, waaronder een Frans gezin met twee kinderen.
Los Angeles
Na een aangenaam koffietent-ontbijt bij Lucky Llama in het groene kustplaatsje Carpinteria gaat het deze dag rap bergafwaarts met dit Zwitserland van Amerika. Tot het stedelijk gebied rond Oxnard rijden we over fietspaden langs een volgend stuk snelweg. Rond Oxnard rijden we door een web van suburbs over een grid van stroads. We lunchen op een promenade aan zee waar het winderig en uitgestorven is.
Vanaf Oxnard rijden we over Highway 1 door Malibu naar Los Angeles. Malibu staat bekend als mooie surf-badplaats en woonplaats van de Hollywood-sterren. Voor passanten als wij is Malibu echter een zoveelste stroad, waar parkerende surfers en dagjesmensen en voorbijrazend snelverkeer geen goede plek voor fietsers overlaten. Blijkbaar zijn de bezitters van de percelen langs de weg te rijk om hun grond te onteigenen om meer openbare ruimte creëren. Uitzicht op zee heb je ook niet vaak omdat de mooie plekjes privébezit zijn.
In een afdaling stapt er een dame zo maar tussen de geparkeerde auto’s vandaan in mijn pad. Links van mij is een rijbaan met snelverkeer, rechts staan die geparkeerde auto’s, dus uitwijken kan niet. Ik had de situatie al voorzien en kan net op tijd stoppen door vol te remmen en te hopen dat Susan achter mij ook tot stilstand komt. “WATCH OUT!” schreeuw ik, laat de dame opzij stappen en rij verder.
Een minuut of vijf later rijdt een auto met open passagiersraampje voorbij waaruit een jongeman “WATCH OUT - FOR PEDESTRIANS!” schreeuwt. Dat deed ik, lamlul, en als ik dat niet had gedaan had jouw vriendin nu met botbreuken en inwendige bloedingen in het ziekenhuis gelegen omdat ik met vijftig per uur tegen haar aan was gevlogen. Maar zo ver denken Angelino’s blijkbaar niet na als het op fietsers aankomt.
Door alle villa’s en landgoederen is het zo dun bevolkt dat van voorzieningen en winkels nauwelijks sprake is. Het winkelcentrum van Malibu is een lawaaiige mall achter een drukke parkeerplaats waar we stoppen bij supermarkt Ralphs om bij te tanken.
Na Malibu volgt Santa Monica, goed beschouwd een buitenwijk van Los Angeles, aan zee met een druk en bekend strand. Over Ocean Front Walk langs Santa Monica Beach komen we Los Angeles binnen en het is meteen de mooiste plek die we in de heksenketel van LA gaan vinden. Gezinnetjes en jonge stelletjes en straatartiesten zijn bezig een zorgeloze zomeravond te beleven als wij aan komen rijden. Er ligt een fijn betonplatenfietspad met langs de kant bankjes en toiletgebouwtjes. Na een lange dag fietsen kunnen we die voorzieningen goed gebruiken en ik ga in zee zwemmen terwijl Susan onflatteuze foto’s maakt waarop de contouren van mijn thuiswerklichaam scherp afgetekend zijn tegen de zee die wordt uitgelicht door de avondzon. Aantrekkelijker gevormde lijven bewegen zich ginnegappend op gehuurde rollerskates over Ocean Front Walk. Dit is een Los Angeles dat je als internationale toeristenbestemming kunt verkopen.
We moeten echter nog verder naar ons hotel, aan West Olympic Boulevard dicht bij downtown LA. Om er te komen gaan we, op advies van cycle.travel en meerdere mensen die we tegenkomen, op Venice Boulevard, de enige weg van downtown naar zee die iets van een fietspad heeft. De weg is rustig en de avondkoelte is aangenaam. Minder aangenaam is de aanblik van langs de weg geparkeerde afgeragde campers waarin dakloze mensen wonen. Dit is een heel fenomeen waarin ook “vanlords” een rol spelen die zo’n total loss camper ergens op de openbare weg langs de stoeprand neerpleuren en er dan huur voor vragen.
Als we dichter bij downtown komen wordt het drukker en lawaaiiger. Het is donker als we van stoplicht naar stoplicht navigerend over vierbaans wegen ons hotel bereiken. Tuscan Garden is gelukkig een ruim en licht hotel met een goed bed. Na een laatste dag van iets van 160 kilometer zit de heuvelachtige fietserij er nu op en kunnen we het nog twee dagen rustig aan doen in Los Angeles voor we naar huis vliegen.
In Los Angeles lopen we nog door downtown, waar ik bij tweedehandsboekwinkel The Last Bookstore leesvoer voor de terugweg insla. Via Skid Row, waar de stoep voor de gebarricadeerde winkels met poep en pis gedecoreerd is en een vrouw op een hoek staat te schreeuwen tegen de stemmen in haar hoofd, lopen we naar de Ávila Adobe aan Olvera Street. Het gekke is dat in Los Angeles, in veel opzichten de meest Amerikaanse stad denkbaar, zonder veel geschiedenis, vol brede autowegen en grote functionele gebouwen, het oorspronkelijke eerste dorpsstraatje uit de Spaanse koloniale tijd behouden is. In de Ávila Adobe kun je nu zien hoe een koloniale bestuurder in de vroege negentiende eeuw hier woonde.
We gaan naar een paar inboedelverkopen in Hollywood Beverly Hills en zien daarbij weer nieuwe gezichten van LA. Op weg naar het metrostation lopen we over stoepen voor Spaanstalige straatverkopers, wat een zeker derde-wereldgevoel geeft. We stappen uit bij metrostation Universal Studios en fietsen verder in North Hollywood, van drukke autowegen een rustigere groene wijk in. We verplaatsen ons naar een tweede verkooop in Beverly Hills. Bij de inboedelverkoop praten de aanwezige dames (vooral dames) over de klussen die zij weten op te strijken als scriptschrijver of ontwerper of marketeer. Om van de metro naar die verkoop te komen moeten we fietsen door Beverly Hills, langs de Hollywood Walk of Fame en de winkels van allerlei luxemerken, door drommen toeristen die zich vergapen aan de mooie spullen in de etalages en de dikke auto’s die voorbijrijden.
We pakken de bus terug en stappen uit bij MacArthur Park. Terwijl we weglopen bij de bushalte valt mijn oog op een man die bewusteloos in het grasveld in het park ligt, met schuim op zijn lippen en een paars aangelopen gezicht. Zijn vrienden schudden zijn lichaam en roepen dingen naar hem en blazen rook in zijn gezicht. Iemand komt aanrennen met een naloxone-spuit. Terwijl ik 911 bel slaat de naloxone gelukkig aan en komt de man weer terug bij bewustzijn. Opgelucht stop ik de telefoon in mijn zak en lopen we verder naar ons hotel.
Los Angeles heeft allerlei lichtpuntjes, naast Santa Monica Beach en de Last Bookstore ook de Griffith Observatory en lekker Latijns-Amerikaans eten. Maar ik voel, als veilig opgegroeide middenklassejongen uit Didam, ook de woede van de veilig opgegroeide middenklassejongens van Pennywise en Bad Religion uit LA over alle pretentieuze weelde naast alle leed en de schijnbare onwil of onvermogen van mensen met macht om daar iets aan te doen. Ik heb echter ook constant de liedjes van Sublime in mijn hoofd, de band van de minder boze, evengoed veilig in de middenklasse van LA opgegroeide Bradley Nowell. Die muziek, met verschillende, wisselende ritmes, teksten over personages van verschillende achtergronden, soms wisselend tussen Engels en Spaans: die muziek lijkt voor mij deze twee dagen de sfeer te vangen van wat ik om mij heen zie. De hitte, de zon hoog in de hemel, het autolawaai, de hectiek en onzekerheid, en al die verschillende mensen die met hun restaurant of souvenirstand of acteercarrière stug doorwerken om het hoofd boven water te houden. LA is een stad van luxe en welvaart, maar toegangsbewijzen tot die luxe zijn strikt persoonlijk. Wie niet in welvaart opgroeit of het geluk heeft succes te vinden blijft hier ploeteren zonder beloning. LA is geen Zwitserland van Amerika. LA is Amerika precies zoals een cynische Europeaan het zich voorstelt.
(Zoals gebruikelijk zijn de mooiste foto’s gemaakt door Susan.)