Liminaal fietsen langs de Nedersaksische grens
Het plan
Tijdens een sessie van doelloze socialemediaconsumptie kwam ik een paar weken terug deze wonderlijke Reddit-post tegen van een Engelsman die langs de gemeentegrens van Amsterdam is gewandeld en daarvan foto’s heeft gemaakt, die foto’s op een computerscherm heeft laten zien, foto’s van dat computerscherm heeft gemaakt, die van snedig commentaar heeft voorzien en met een stencilmachine heeft vermenigvuldigd om zodoende tot een tegencultureel zine in jarentachtigstijl te komen. Hij sluit het commentaar af met de volgende wijze raad:
‟The Center is Dead, Long Live The Fringes! Long live the rough edges with their curious mix of realities, freedoms and misfits. Long live lurking in places where no one looks”.
En daar moest ik aan denken toen ik met de Paasdagen ging fietsen en niet echt wist wat ik moest, behalve dat ik het voormalige drielandenpunt Nederland/Hannover/Pruissen wel eens wilde zien.
Wacht, ja, dat behoeft ook nog even wat uitleg. OK, dat kost vast maar een minuutje.
Ik kijk voor mijn plezier vaak op oude kaarten. Eerst was ik daarvoor aangewezen op de collectie boeken en kaarten over streekgeschiedenis van mijn vader, maar tegenwoordig is dat alles en meer gebundeld in Topotijdreis, ‘s lands awesome Google Maps maar dan met geschiedenis-slider.
Als kind van de late twintigste eeuw is het voor mij een totale vanzelfsprekendheid dat Nederland twee buurlanden heeft en dat een daarvan Duitsland is. Op oude kaarten van de omgeving van Didam heette dat wel eens “Pruissen”, OK, even goede vrienden. Maar toen ik op Topotijdreis ook eens wat noordelijker langs de oostgrens aan het gluren was zag ik daar ineens iets anders staan: “Koningrijk Hannover”.
Huh, wat? Een heel extra buurland van Nederland waar ik tot dan toe nog nooit van had gehoord? Wajow!
Wikipedia weet er natuurlijk meer over. Het Koninkrijk Hannover ontstond als Koninkrijk in 1814 toen Europa staatkundig werd heringedeeld na de Napoleontische oorlogen en het hield op te bestaan toen het in 1866 werd ingelijfd door Pruissen. Het grondgebied komt in grote lijnen overeen met dat van de huidige Duitse deelstaat Nedersaksen.
Dit alles betekent dus dat er ergens bij Twente een vergeten drielandenpunt moet liggen, waar ooit Pruissen, Hannover en Nederland aan elkaar raakten. Dat klinkt als een interessante plek om eens te gaan kijken.
Maar wat moet ik doen als ik daar dan ben geweest? Naar het noorden fietsen, naar de koele zeewind en de uitgestrekte vlakten van het Eemsland en Oost-Friesland. Maar pas toen ik daar al mee bezig was en over afgelegen onverharde fietspaden door het Lutterzand fietste dacht ik terug aan voornoemde Reddit-post en nam ik het besluit dat ik daarbij de Nederlands-Nedersakische grens dicht zou volgen. De hele tijd binnen een paar percelen van de grens blijven, inclusief die gekke bocht tussen Twente en Drenthe, inclusief zogenaamd oninspirende industrieterreinen en veenkoloniën. En dat ik dan aan het eind van Tweede Paasdag vanaf Nieuweschans de trein terug zou nemen om weer terug het werkende leven in te duiken.
De uitvoering
Al voor ik überhaupt van station Enschede naar dat ex-drielandenpunt ben gefietst zie ik dit tafereel dat een teken geeft over wat komen gaat:
In Amsterdam mag de culturele voorhoede zich dan wel onder de slogan “Wow no cow!” van Oatly verenigen en zich verlustigen aan havermelklattes en avocado’s, hier in het dunbevolkte grensland gelden andere normen. De grazende melkkoe staat hier letterlijk en figuurlijk op een voetstuk. Hier zijn mensen die geen melk meer lusten als ze zien dat het uit een koe komt nog gewoon naïeve stadskindjes die je uitlacht en geen opiniemakers die je serieus neemt.
Even na het middaguur ben ik bij de monumentale grenssteen die het voormalige drielandenpunt markeert. Het is nu nog steeds de plek waar de grens tussen de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen tegen Nederland aan komt. De eerste foto is van de Noordrijn-Westfaalse kant. De steen stamt uit 1659 zoals onderop is te lezen. Toen bestond Noordrijn-Westfalen nog lang niet en ook in Pruissen kon men er nog lang niet van dromen dat het land ooit tot aan hier zou rijken. De grenssteen werd indertijd geplaatst op het drielandenpunt van het bisdom Münster, Overijssel en het graafschap Bentheim. Dit was de Münsterse kant.
En zo ziet ie er vanuit Overijssel uit:
En vanuit Bentheim keek je op die tijd van de dag tegen de zon in:
De Nederlands-Nedersaksische grens ziet er vanaf het drielandenpunt zo uit:
Grensbewaking tegen smokkelaars is de afgelopen decennia naar nul afgebouwd maar nu staan er wel weer camera’s tegen koperdieven.
Het Lutterzand en omgeving doen voor mij on-Twents aan. Geen zachte glooiingen, monumentale boerenhoeves met rode daken of monolitische eiken. In plaats daarvan een Veluwe-achtig landschap waar Staatsbosbeheer z’n best doet de “woeste gronden” van weleer te laten herleven.
Na het Lutterzand kom ik in bewoondere streken rond de Duitse stad Nordhorn. Aan deze paal hangen door elkaar Duitse en Nederlandse verkeersborden, waaronder een Duits straatnaambordje met een Nederlands klinkende naam:
Het Nederlands aandoende fenomeen van de fietsstraat heeft ook in Nordhorn zijn intrede gedaan:
Weer iets noordelijker bij Nordhorn kun je per glijbaan de grens oversteken. “Rutsch in die Niederlande!” jubelt het bordje. Het blijkt onderdeel van een breder project van de Landkreis Grafschaft Bentheim om de grens op een ludieke manier onder de aandacht te brengen.
Ergens tussen Nordhorn en Neuenhaus gaan we met een knik naar het westen om die slinger in de grens tussen Twente en Drenthe te gaan maken. Net om de knik zie ik een grenspaal plompverloren naast een mesthoop in een graanveld staan. We zien hier de “H” van Hannover dus ik maakte de foto vanuit Nedersaksen terwijl die mesthoop in Nederland ligt:
Meerdere keren zie ik in de Grafschaft Bentheim gigantische vrije-uitloop-kippenhouderijen:
Zou dit een teken zijn dat de grondprijs in deze uithoek van Duitsland laag is en er daarmee financiële ruimte is voor dit soort grote initiatieven? De met een miljoen gefinancierde misfits die hier aan de fringes van Duitsland hun groene dromen waarmaken?
Het is een zonnige voorjaarsdag en de fietspaden en landweggetjes zijn vol genietende stelletjes op e-bikes. De Duitsers met helm en reflecterende kleding op hun Kalkhoffs, de Nederlanders meer casual gekleed op hun Gazelles. Rond Uelsen passeer je een heuvelrug. Ik moet er een stukje over een wat bredere landweg fietsen, maar zo te zien zijn ze bezig een fietspad aan te leggen:
Zou dit nu gebeuren omdat mensen de heuvels niet meer schuwen nu trapondersteuning gemeengoed is geworden?
Naast de eerder getoonde fietsstraat, minibiebs en insectenhotels is er nog iets dat in de grensstreek niet anders is dan in Amsterdam binnen de ring: verzet tegen windmolens.
Die omgeving daar, van Manderveen richting Hardenberg, is trouwens het meest hardcore stukje Oost-Nederland dat ik onderweg tegenkwam. Bij het binnenrijden van Langeveen zie ik rechts boerenland, staat links van mij een bouwbedrijf, word ik ingehaald door een oude brommer die mijn neus met mengsmeringswalmen vult en krijg ik een erehaag van omgekeerde vlagen die ook na de BBB-overwinning, in deze streken met een absolute meerderheid, niet zijn omgedraaid. Posters aan de lantaarnpalen melden mij waar ik in de buurt binnenkort Bökkers en Mooi Wark bezig kan zien. De plaatselijke cafetaria heet De Ruif en schenkt uiteraard Grolsch onder de anti-driekleur (maar niet op eerste paasdag):
Zodra we achter Hardenberg beginnen de punt van het graafschap Bentheim te ronden komt er ook weer ruimte voor hogere cultuur…
…terwijl ik me in het afgelegen Radewijk afvraag waar ik in ‘s hemelsnaam terecht kom als ik nog weer kilometers verder weg van de beschaving ga trappen naar “Radewijk Achterin”:
Weer aan de Duitse kant tref ik aan een eenzame betonklinkerweg dit bord. Met mijn aan Nederlands en Engels gewende hoofd doe ik eerst mijn best om te bedenken wat voor afkorting dit is, voordat ik me realiseer dat het gewoon over reeën gaat:
Die betonklinkerweggetjes zijn trouwens het thema in het Duitse platteland tussen Hardenberg en Coevorden in een steeds veenkolonialer ogend landschap:
Zodra we die enige historische stad van Drenthe naderen rijst uit de veenkoloniale vlakte ineens een industrieterrein met windmolens op:
Het industrieterrein is bewust aangelegd op de grens als Euregio-project. Een boer die werd uitgekocht bemerkte nog gauw dat een stuk van zijn grond noch in het Nederlandse noch in het Duitse kadaster stond en verklaarde het onafhankelijk als Eurostaete. De autoriteiten namen deze fringe misfit echter niet serieus en Eurostaete is roemloos weggebulldozerd en onder de utiliteitsbouw verdwenen. Mijn collega van grensfietsen.nl, door wiens verhaal ik hiervan weet, merkt schijnbaar misgenoegd op dat “de bedrijven en/of gebiedsinrichters geen moer geven om de grens”. Ik kan wel genieten van deze inland port met veevoederindustrie en containeroverslag pal op de grens. Weer eens wat anders dan ingeslapen dorpjes en de geur van vee.
In Coevorden bestel ik een warme maaltijd bij de kebabtent en vul ik die nog aan met wat krentenwegge op een bankje voor de plaatselijke smartshop. Een man in een bovenwoning informeert vanuit het raam naar mijn reisplannen, aanvankelijk in het Engels. Ik krijg van hem nog een doosje aardbeien, een fles Sprite en een hardgekookt ei mee.
In overeenstemming met de instructies van mijn trail angel volg ik het Coevorden-Picardiekanaal en het Schoonebeekerdiep langs de grens. Grafschaft Bentheim heeft hier de grens ludiek gemarkeerd met een pseudoboomhut-uitkijktoren:
Die speelse aanblik is een fijne afwisseling van de veenkoloniale rechtlijnigheid eromheen:
Verderop langs het Schoonebeekerdiep (Grenzaa in het Duits) staan oliewinningsinstallaties van de NAM met daartussen windmolens. Het contrast tussen de oude en nieuwe energie ontgaat ook de informatiebordjes van de VVV niet. Aan de Duitse kant van het water staan nog ouderwetse jaknikkers om de olie op te pompen, aan de Nederlandse kant wordt er iets vernuftigers gedaan waarvoor minder installaties nodig zijn, zonder uitwendige bewegende delen, maar met een hoop bovengrondse leidingen met gekke moedwillige kronkels om het uitzetten en krimpen door temperatuurverschillen op te vangen.
Als de avond valt begin ik hier en daar rookkolommen te ontwaren. Natuurlijk! Paaszondag in het oosten is paasvuur! In Nieuw-Schoonebeek stop ik even om te kijken:
Het valt op hoe divers het publiek is qua leeftijd en hoe eenvormig qua kleding. Enerzijds zie je peuters die kastelen bouwen van de lege plastic bierglazen van hun vaders en ook omaatjes die met hun rollator door de modder banjeren om het vuur te zien. Anderzijds gaat iedereen gekleed in een zwarte winterjas, spijkerbroek en rubber laarzen. In Amsterdam is het bij evenementen andersom: qua leeftijd homogeen en in kledingstijl expressief.
Daarna wordt het donker en is het tijd om een plekje te zoeken voor de nacht. Een paar meter Duitsland in vanaf de rand van het Nederlandse Bargerveen zet ik mijn tentje op. Ik sta in een smal bosstrookje met dennen en lariksen tussen de dijk om het veengebied in Nederland en een akker in Duitsland. In de nabije verte knipperen de rode lampjes van een windpark tegen de donkere lucht:
Als je windmolens ziet langs de grens staan ze meestal in Duitsland. Blijkbaar hebben ze daar harder doorgepakt in de tijd dat er nog niet massaal tegen gedemonstreerd werd. Nu helpt het om je te oriënteren bij het grensfietsen. Waar je windmolens ziet is het Duitsland.
De volgende morgen kan ik mijn slaapplek bij daglicht bekijken. De algensoep in deze greppel doet vermoeden dat ze ook aan de onmiddellijke Duitse kant van de grens hier nog een stikstofprobleem hebben:
Ik fiets verder langs de grens met aan mijn linkerhand het Bargerveen. Net als het Lutterzand geeft dit natuurgebied langs de grens je de kans weg te dromen naar de tijd dat grote delen van Oost-Nederland uit woeste heidegrond en hoogveenmoeras bestonden:
Al gauw kom je echter weer in de eenentwintigste eeuw aan, waarin het Drentse landschap vooral bestaat uit afgelegen dorpjes aan rechte wegen langs rechte kanalen, tussen kale akkers, waar de laatste winkel en café alweer decennia vertrokken zijn.
Ik kruis hier de route die Daniël Lohues bezingt in Op fietse. Hij gaat deur ‘t buulzand hen op ‘n zandpad langs de Duutse grens naar Schöninghsdorf in Duitsland, ik ga over het asfalt naar Zwartemeer dat tegenover Schöninghsdorf aan de Nederlandse kant van de grens ligt.
Voor ik zijn route in Hebelermeer weer even ontmoet kruis ik nog de A37 die hier achter Emmen de grens overgaat. Het is op de kaart gezien een snelweg van nergens naar nergens en er is op deze paasmaandagmorgen dan ook geen auto te bekennen:
In Hebelermeer heeft men de veenkoloniale eentonigheid doorbroken met een rijkelijk versierd dorpsplein met o.a. deze kitscherige molen:
De veenkoloniën wateren af via rechte kanalen die onder natuurlijk verval naar de zee in het noorden stromen. Soms ligt er een stuw met resten van een oude schutsluis en die sluisjes zijn de welkome markeringspunten in het verder lege landschap. Bij Ter Apel zie ik beneden de stuw een oude zak drijven. Nadere inspectie leert dat er “stalhygiëne” op staat. Waar zou je een ton van nodig hebben om je stal hygiënisch te houden?
Na het verrassend Achterhoeks en on-veenkoloniaal aandoend landschap langs de Ruiten Aa benedenstrooms van Ter Apel, en daarna weer een stuk saaie grote vierkante akkers, kom ik rond de middag in Bourtange aan. Het toeristenplaatsje is een welkome pleisterplaats want na het ontbijt is mijn krentenwegge op en op tweede paasdag geopende etablissementen zijn in deze streken dun gezaaid. Ik zet mijn fiets tegen een paal op het dorpsplein maar dat is hier niet de bedoeling. Een struise dame wijst mij streng naar de fietsenstalling die om de hoek buiten het zicht ligt zodat het knusse dorpspleintje niet wordt verpest door de elektrische fietsen van de dorstige recreanten.
Nadat ik hier een koffie met appeltaart en mosterdsoep heb genuttigd moet ik natuurlijk ook in Duitsland aanleggen om het eerlijk te houden. Ik fiets verder naar Rhede an der Ems of Rheen an de Ämße zoals men volgens het plaatsnaambord zegt in het plaatselijk plat:
In Rhede is er echter niets geopend behalve oerdegelijke Gaststätten die gereserveerde bruncharrangementen afwerken en goddank het Avia-tankstation op het industrieterrein. Terwijl ik daar mijn koffie met broodjes gebruik komt de ene na de andere local er hoognodige boodschappen halen die op deze dag nergens anders te krijgen zijn. Het plaatselijk plat is daarbij niet te horen.
Hier bij de Dollard ben je uit de veenkoloniën en in een kleipolderlandschap. Rechte klinkerwegen zijn er nog steeds:
We zijn hier in Ostfriesland, het stukje Duitsland waar men nog wel eens de Friese identiteit wil oprakelen. En dus zien we zowaar pompeblêden wapperen bij een schilderachtige molenstomp in Dünebroek:
Met de aantrekkende zuidenwind in de rug scheur ik het laatste stukje vanaf Bunde aan de snelweg Groningen - Bremen naar het eindpunt van de Nederlands-Nedersaksische grens aan de Dollard, voorbij meer half-Duits half-Nederlandse plaats- en straatnamen als Ditzumerverlaat en Oll Diek. Deze grenssteen op de kruin van de Dollarddijk is de laatste:
Aan de Nederlandse kant tegen de grens in de Dollard is een uitkijktoren gebouwd, de Kiekkaaste, die je via een plankenpad kunt bereiken. Vanuit de toren heb je dit uitzicht op de plek waar de grens de Dollarddijk raakt:
Aan de andere kant van de uitzichttoren liggen de kwelders van de Dollard. Dat zijn nog echte woeste gronden, waarop je niets te zoeken hebt als je niet donders goed weet wat je daar doet, en waar je zeker met een fiets niet ver zult komen (ja er is natuurlijk altijd die gast die dan vraagt of je z’n biertje even vast wilt houden). Mijn tweedaagse onderneming zit er hier op.
Heb ik nou net zo’n liminal ervaring gehad als die Engelsman die buitenom Amsterdam trok?
Volgens Wikipedia is liminality de ervaring tussen de ene levensfase en de andere. Het is dat ongedefinieerde gevoel dat je hebt als je de deur van je oude huis achter je hebt dichtgetrokken maar nog geen nacht in je nieuwe huis hebt geslapen, zeg maar. In ruimte zou je de plekken waar je onderweg bent zo kunnen zien. Dus vliegvelden, vliegtuigen, stations, treinen, autosnelwegen etcetera. Als je in het vliegtuig zit, ben je niet meer thuis in je werkende leven, maar je bent ook nog niet op vakantie aangekomen. Je bent in de overgang.
Dat heb ik langs de grens niet echt gezien. De grens is overal superduidelijk gemarkeerd zodat je altijd óf in Nederland, óf in Duitsland bent. Daar bestaat geen liminale ongedefinieerdheid over. Alle percelen zijn netjes afgemeten en afgerasterd en er is geen loze tussenruimte.
Wel merk je dat het grensgebied een zone is waarin verschillende invloedssferen elkaar raken, en waar initiatieven ruimte krijgen die dichter bij centrumgebieden geen kans zouden hebben. Van de NIMBY-gevallen als oliewinning en gigantische windparken tot economisch niet heel rendabele projecten als kippenweides en artistieke retraite-b&b’s en conceptuele kunstglijbanen.
Iets soortgelijks zie je bij de grens van Amsterdam. De snelwegen, hoogspanningslijnen en spooremplacementen die niemand in z’n achtertuin wil hebben vind je langs de gemeentegrens volop. De Nederlandse landsgrens loopt in een veel minder dichtbevolkt gebied en daarom drukt transportinfrastructuur veel minder z’n stempel op het grensgebied. De meest bepalende invloeden zijn landbouw, natuurbehoud en toerisme. De elders in Nederland zo nadrukkelijk aanwezige woningbouw en distributie zijn aan de grens veelal ver weg. Dat maakt zo’n fietstocht langs de grens tot een manier om weg van de massa tot rust te komen.
Je zou kunnen zeggen dat de grensruimtes bij zo’n stads- of landsgrens ruimtes zijn waarin verschillende processen en autoriteiten invloed uitoefenen, maar geen van die processen of autoriteiten bij machte is om de andere volledig te overheersen. Het zijn plekken waar niemand zich echt thuisvoelt en waar niemand echt de baas is.
Die ruimtes bevallen me erg goed als fietsterrein. Ik zit al op de kaart van Europa te kijken waar er nog meer “groene grenzen” lopen door dunbevolkt agrarisch gebied lopen. Geen zeeën, geen machtige rivieren, geen bergen met rotswanden en gletsjers, maar gewoon grenspalen naast mesthopen zeg maar. Alles in de Benelux kan sowieso zo te zien, Duitsland - Denemarken, Ierland - Noord-Ierland en Spanje - Portugal ook. Of de ultieme uitdaging daar bij Susan: Amerika - Canada. Wie weet.
De eerste liminale ervaring na dit mini-fietsavontuur was echter de treinreis terug naar huis. Van de fiets af, de trein in, terwijl wolken de zon wegjoegen en het begon te regenen. Nog drie ongedefinieerde uurtjes voor het jachtige Amsterdam me weer opslokt.