Pamplona - Salamanca: Spanje voor beginners
Spanje
Ik ben nu ongeveer 10 dagen in Spanje en dus kunnen we wat meer over dat land gaan zeggen. Laten we met het fietsen beginnen. Ik weet eigenlijk niet waar ik het idee vandaan haalde dat Spanje een onaangenaam fietsland zou kunnen zijn. Soms staat er zo´n berichtje in de krant dat een fietsende Spanjaard van de snelweg is geplukt in Nederland, en dat hij verklaarde dat dat in Spanje normaal is. Ook raadt Paul Benjaminse gebruikers van zijn fietsroute af Barcelona in te fietsen.
Maar weet je, als ik hier rondfiets lijken de fietsvoorzieningen en fietscultuur minstens zo goed geregeld als in België. In Namen moest ik van links invoegen op een vierbaansweg; dat is me in Spanje nog niet overkomen. Toch trekken mensen nooit een zorgelijk gezicht als je aankondigt dat je je op de fiets in België gaat wagen.
In Peñafiel logeerde ik in een hostal, een Spaans overnachtingsconcept dat neerkomt op een eenvoudig hotel voor belachelijk weinig geld. Toen ik ´s avonds na zonsondergang door het stadje liep, zag ik hoe de Spanjaarden dan naar buiten komen, de hond uitlaten, elkaar begroeten en praatjes maken. En hoe het mannelijke en 8- tot 16-jarige deel van hen daarbij de mountainbike meeneemt, zonder licht of helm maar met een bunnyhop bij elke verkeersdrempel naar de dichtstbijzijnde plaza racet, om daar indruk te gaan maken met freestylemoves. Het staat in schril contrast met de burgermannetjes die je soms met reflectiehesje en helm rustig naar het werk ziet fietsen.
Spanje is, in tegenstelling tot Amerika bijvoorbeeld, dus echt een buitenland. Mensen komen graag buiten, vinden het echt niet erg om een stukje te wandelen, en geven om de openbare ruimte die goed wordt aangekleed met bankjes en fonteintjes.
Het blijkt ook dat in Spanje eigenlijk nog minder mensen een buitenlandse taal spreken dan in Frankrijk, waar Nederlanders al zo graag over klagen. Waar in Bordeaux mensen vaak Engels tegen mij gingen praten als ze mijn houterige Frans hoorden, moet ik in Pamplona en Salamanca altijd Spaans praten terwijl ik dat helemaal niet kan. Ik leer snel wat de steekwoorden zijn in standaardsituaties zoals in een restaurant, maar dingen die niet standaard zijn kunnen grappig worden. Zo is tienda zowel "tent" als "winkel". Dus bleef de boer die ik wilde vragen of hij een plekje voor mijn tent had, maar zinnen terugzeggen waarin de woorden domingo ("zondag") en cerrado ("gesloten") voorkwamen. Gelukkig had zijn zoon een helder moment, waarop de boer mij in de 4WD een prachtige kampeerplek in de heuvels toonde. En hij bood ook nog spontaan zijn wastafel aan.
Toen ik gisteren de laatste 30 km naar Salamanca reed, hoopte ik daar eindelijk even mensen tegen te komen die Engels spreken, maar dat viel tegen. Ik kon een volgens hostelworld.com goed aangeschreven backpackershostel niet vinden en ging dus maar naar de Hostelling International-jeugdherberg die in de OpenStreetMap op mijn telefoon staat. Hoe erg kan dat zijn in een toeristische studentenstad? Nog steeds zo erg dat het personeel alleen steekwoorden-Engels spreekt en de enige gemeenschappelijke ruimte een eetzaal met plastic tuinstoelen zonder daglicht is. Je kon kiezen tussen slaapzalen met 20 man of een eigen kamer. Nou heb ik geen probleem met een paar kamergenoten, maar met z´n twintigen heb ik geen idee of je nog een oog dichtdoet. Dus lig ik nu in mijn eentje en ziet het er somber uit qua engels-, duits- of nederlandstaligen ontmoeten.
Daarvoor moest ik nogal nodig naar de WC (als je liever verhalen leest die beginnen met "Er was eens" en waarin lichamelijke noodzaken worden verzwegen, moet je even een paar alinea´s overslaan). OpenStreetMap wist een openbaar toilet, en daar fietste ik maar meteen heen. Het toilet eiste echter een muntje van 20 cent dat ik niet had. Ik ging dus naar een nabijgelegen cafe. Ik had geen zin in ge-emmer in het Spaans in een lichtelijk genante situatie en rende meteen naar het toilet. De kroegbaas keek mij echter boos aan en blafte iets van "wat wil je drinken?" (het woord beber kwam erin voor). Ik probeerde te zeggen waar het op stond, iedereen in Spanje deed daar tot nu toe begripvol over: "No beber. Solo toilet.". De kroegbaas blafte weer iets dat ik niet verstond en zei toen op nog steeds onaardige toen wijzend "¡Venga!". Ik loop dus door naar het toilet. Nu voel ik mij door de hele situatie niet zo op mijn gemak, waardoor het nogal moeilijk gaat. Reken daarbij dat dat gefiets veel brood kost en volkorenbrood hier niet te vinden is. En dat de WC zoals vaak ten zuiden van Brussel geen bril heeft. Het duurt dus even, iets waar Spanjaarden blijkens de lichtknoppen die maar een minuut licht geven nooit last van hebben. En daarom komt even later de kroegbaas op hoge toon voor de deur informeren."¡Que pasa?" versta ik nog. Inmiddels is het gelukkig wel gelukt wat ballast te lozen en ik loop gauw door naar buiten. De man loopt naar de kast met drankjes en trekt hem open, maar ik sta al buiten. Als hij gewoon mij netjes die plee had laten gebruiken had ie een fooi gekregen, nu heeft hij mij achtergelaten met een rothekel aan dit schurftige kloteland.
Het is voor het exotische reisgevoel ook wel eens leuk dat mensen totaal geen Engels spreken, maar ik vind het wel een beetje raar. In Nederland is Engels geen vreemde taal meer, het is domweg nodig om als zelfstandig individu te functioneren. Ook hier zit de nieuwe fietsketting die ik heb gekocht in een eentalig Engelse verpakking. Ook de Spanjaarden luisteren Amerikaanse popmuziek. Ook de Spanjaarden leven onder de EU-verdragen die in het Engels zijn gesloten. Doordat ze geen Engels spreken, zijn ze toch vreemdelingen in hun eigen leefwereld?
Belevenissen
Goed, tot zover de Spaanse cultuur volgens Reinier. In Pamplona heb ik inderdaad de vestingwerken bekeken. Het is een gigantische citadel in een vijfhoek, en wie de stad binnen wilde moest vier bruggen over:
Ik vind ook dat hier in Spanje de oude en nieuwe bebouwing en het landschap vaak goed bij elkaar passen. Bij de citadel kleuren de grijsbruine flats prima. Ik heb er helaas geen foto van, maar op de bergen ten zuiden van Pamplona staan heel veel (moderne) windmolens. Ik vind het een machtig gezicht. Vaak leidt dat soort plannen in Nederland tot protest: ons prachtige landschap gaat eraan! En dat terwijl dat landschap ook ooit door gedurfde ondernemersplannen is ontstaan.
Het hostel in Pamplona is fantatisch; ik ontmoet er een Canadese die naar Santiago gaat lopen en een Duitser die onlangs zijn honderdste land bezocht heeft.
Als ik Pamplona uit fiets laat ik voor de gein eens mijn telefoon een route verzinnen met OpenStreetMap. Gein krijg ik, want een zekere grapjas heeft een bij mountainbikers populaire steile zandweg als "fietspad" op de kaart gezet. Die mountainbikers nemen hem allemaal van boven naar beneden, maar de telefoon stuurt mij er van beneden naar boven overheen. Dat wordt dus duwen. Eenmaal boven komt mij een kudde schapen tegemoet. Ik stap af, maak ruimte en alles lijkt goed te gaan, tot ik de fietstas openmaak om het fototoestel eruit te halen. Dan verlegt namelijk de herdershond zijn aandacht van de schapen naar mijn lunchvoorraad waarvan de geuren ineens een weg naar buiten hebben. Er zit dus een hond op z´n kop in mijn fietstas te kwijlen, en hij luistert niet naar mijn gescheld in het Nederlands. Fysiek geweld initiëren tegen een onbekende hond lijkt mij niet slim, dus wacht ik maar. Na een tijdje sluit hij uit zichzelf weer bij de schapen aan. Het ondergekwijlde brood gooi ik met een sierlijke boog weg op het stoppelveld. En ik maak alsnog een foto:
Buiten Pamplona zit ik op een drukke weg, en even ben ik bang dat Spanje zich nu toch als slecht fietsland gaat ontpoppen. Als ik echter de eerste drie dorpen buiten Pamplona heb gehad, is alle suburbane verkeer voorbij en zit ik alsnog op een rustig plattelandsweggetje. Dat weggetje begint ook nog eens behoorlijk te klimmen, want een nadere blik op de kaart leert dat Spanje helemaal vol ligt met allerlei Sierra´s die minstens zo hoog zijn als de westelijke Pyreneeën. Deze Alto de Etxauri is maar zeven meter lager dan mijn Pyreneeënoversteek:
De foto is gemaakt door een toevallig passerende MTB´er. Misschien wordt het toch tijd voor een stoerdere fietshelm trouwens.
Het landschap is hier echt Spanje volgens het boekje: bruine rotsen, bruine stoppelvelden. De soorten rots zijn in elke bergrug weer anders. Soms ziet het eruit als uitgestroomde lava.
Rond zessen zie ik bij Acedo een camping die het hele jaar open is en een winkeltje heeft. Daar zet ik mijn tent maar neer. Een dorp daarvoor, in Ancín, was er geen levensmiddelenwinkel ondanks dat er wel wegwijzers naar het centro urbano (kerk, bankje, apotheek) waren, dus ik was een beetje zenuwachtig geworden over de bevoorrading op het Spaanse platteland.
Bij Acedo liep een tot fietspad omgebouwde smalspoorweg en die pakte ik de volgende dag weer op tot bij Santa Cruz. Er zit een tunnel van een kilometer in, en hoewel er verlichting is, blijft die hardnekkig uit. Heb ik toch even iets aan mijn fietslamp ondanks dat ik altijd voor het donker onderdak zoek. Na Santa Cruz pak ik de weg naar La Población, en die weg klimt naar 960 meter boven zeeniveau. Dat is het hoogste punt in de route tot dan toe, maar de col heeft geen naam.
Daarna krijg je een afdaling naar de rivier de Ebro, en het uitzicht is echt belachelijk mooi. Het dal staat vol met de wijngaarden voor de Rioja-wijn. Ze staan op terrassen die met stukjes wild struikgewas worden afgewisseld. Boven dit alles torenen de Sierra´s met hun bossen en rotsen uit. Ik hoop dat deze foto een idee geeft:
Het vestingstadje La Guardía geeft ook al een Medina-achtig idee met nauwe straatjes op een heuveltop. Ik zie daar ook politie in vrij militaristische uniformen lopen waar wel een Baskische, maar geen Spaanse vlag op zit. Dat moet de Basken toch een warm gevoel van binnen geven. En dat terwijl de cultuur hier in het uiterste zuiden van Baskenland lang niet zo Baskisch lijkt als in het noordwesten van Navarra.
Aan het eind van de middag doe ik inkopen in Nájera en pak dan de weg naar Salas de los Infantes. Die LR-113 begint net als de uitvalsweg van Pamplona als een drukke hoofdweg vol vrachtwagens, maar na twee uur wegfietsen van de stad is hij veranderd in een hobbelig landweggetje waar eens in het halve uur eens een terreinwagen langskomt. Salas de los Infantes is nog steeds tig kilometer en een bergpas weg, waardoor het nu als een exotisch fietsavontuur begint te voelen.
De kampeerplaats is echter niet zo exotisch. Het dal is een nauwe rotskloof, begroeid met loofbomen in herfstkleuren. Dat is verschrikkelijk mooi maar biedt niet zo veel kampeerplek. Na een half uur vergeefs uitzien naar zo´n plek rij ik maar terug naar een picknickplek langs de weg. Ik had daar geen "verboden te kamperen"-bord gezien toen ik er eerst langs kwam, maar nu ik terugkwam was het prodentwitte bord met een tent en de letters "PROHIBIDO" niet te missen. Toch maar under the cover of night de tent neergepleurd tussen de koeien met koebellen en voor zonsopkomst weer afgebroken.
Door het vroege vertrek reed ik door dat prachtige nauwe loofbosdal terwijl de zon langzaam vanachter de bergen tevoorschijn kwam:
Terwijl ik de vele kilometers naar Salas de los Infantes wegtrapte kwam ik toch iets meer beschaving tegen dan ik had verwacht. Zo was daar Mansillas, een klein stadje waar ik nog een SRV-wagen trof waar ik perzikken kocht. Het was een paar decennia geleden helemaal verplaatst vanwege de aanleg van een stuwmeer. Door de lage waterstand kon ik nu het verdwenen Mansilla toch zien liggen:
De bergpas tussen Nájera en Salas de los Infantes heeft weer geen naam, en is met 1240 meter weer een nieuw hoogste punt van de route. Ik bereik hem rond 12:15. Als ik Salas de los Infantes bereik, is het inmiddels siesta en zijn alleen nog een levensmiddelenwinkel en een tankstation open. Er is geen kleinschalige routekaart te koop. Ik besluit door te rijden naar Santo Domingo de Silos en het daar te proberen, maar daar blijkt geen boekwinkel te zijn. Ik heb dan dus alleen mijn telefoon en de grote kaart van Spanje (1 cm = 10 km) om de volgende dag te navigeren. We moeten het er maar mee doen.
Gelukkig zijn de kampeergoden mij deze dag wel extreem goed gezind: voorbij Santo Domingo is er veel vlak begraasd dennenbos met prima tentplekjes. Ik kook weer een rijstprutje en val voldaan in slaap.
De weg tussen Salas en Santo Domingo was trouwens weer een verschrikkelijk mooi dal. Deze keer met grijze rotsen waar hier en daar nog eens een dennenboom kan groeien:
De volgende dag ga ik van het bergachtige landschap naar het glooiender gebied rond de rivier de Douro (Duero in het Spaans). Het landschap verhoudt zich hier tot Noord-Frankrijk zoals de Loirevallei zich verhoudt tot de Gelderse Poort: de mensen doen er ongeveer hetzelfde, hoewel de natuur duidelijk een stukje zuidelijker is.
In het Dourodal wordt ook een hoop wijn verbouwd, en blijkbaar heeft die Duero-wijn een paar jaar terug hard geboomd. Dat maakt dat het hier een stuk rijker is dan het typische armoedige, ontvolkende Spaanse platteland dat ik eerst had gezien. Wijnboeren hebben vaak protserige bedrijfspanden in Vlaamse fermettestijl, of bijvoorbeeld deze grote toegangspoort:
Het feit dat de gazons bij de panden nog perfect groen zijn in het verder dorre landschap, geeft aan dat de economische crisis ze ook nog niet al te hard raakt. De boeren bij het stoffige, slecht in de verf staande gebouw van de tarwecoöperatie moeten zich afvragen welke vreselijke zonde zij in een vorig leven hebben gepleegd om niet als wijnboer te reïncarneren.
Omdat het landschap vlakker is, zie ik ook meer fietsers. Ik kan Peñafiel, eindhalte voor deze dag, weer over een vrijliggend fietspad over een middeleeuwse of romeinse boogbrug binnenrijden. Peñafiel ligt in de schaduw van een groot kasteel dat schijnt te zijn gebouwd tijdens de reconquista om een Douro-linie te maken. Ik kom hier dus bij het spotgoedkope hostal en zie al die kids op hun mountainbikes.
Ik was speciaal naar een wat grotere plaats gereden om eens wat inkopen te kunnen doen, maar een routekaart blijkt verdacht moeilijk te vinden. Uiteindelijk vind ik na drie kwartier zoeken door steegjes alleen een 1 : 350 000-atlas van heel Spanje. Dat is nog steeds grootschaliger dan de autokaart van Nederland! Toch lijkt ongeveer alles wat relevant is voor de toerfietser erop te staan, dus koop ik hem maar. Voor het echte priegelwerk is de telefoon met GPS meestal toch handiger. Zolang het niet regent, maar van regen heb ik sinds de Pyreneeën niks meer vernomen. Het constant rond de 25 graden ´s middags. Eerst was het ´s morgens nog vervelend koud, maar nu krijg ik ook geen koude vingers meer bij het afbreken van de tent.
In het dorp Olivares word ik aangesproken door een jonge man die vloeiend Engels spreekt en het heel cool vind dat ik van Nederland naar Marokko fiets. Even later komt hij terug met een flesje gekoeld water dat hij voor mij gehaald heeft. Dankjewel!
Na Peñafiel kom ik in de buurt van de agglomeratie van Valladolid en daar begint het landschap helemaal een Nederlandse wending te nemen. Het Dourodal wordt breed en helemaal plat. Er is bosbouw van dennen op zandgrond, het doet gewoon aan de Veluwe denken.Wel is het een soort den die geen grove den en ook geen zeeden is. De algehele vorm is vrij loofboomachtig en de naalden staan omhoog als bij een zeeden. Foto:
Iemand een idee?
Er waren ook urbanisaciónes, een soort Vinexwijken, met woonerf-borden en vrijliggende fietspaden naar de dichtstbijzijnde dorpskern. Ben ik daar 2000 kilometer voor weg van huis gefietst!?
Bij het dorp Mojados (waar net een fiesta was geweest, er werden tenten afgebroken en de terrassen zaten vol uitgelaten volk) zette ik in zo´n dennenbos de tent neer.
De volgende dag koers ik verder naar Salamanca. Ik heb dit vlakke land wel gezien, ik wil door naar Extremadura, de reden dat ik naar het westen rijd. En ik wilde dus ook wel weer eens een echt gesprek voeren. Maar ik had geen zin in drie nachten achter elkaar in een hostel, dus ging ik niet de hele sprong naar Salamanca maken maar een paar uur rijden voor Salamanca ophouden.
Eerst werd het landschap nog een stuk Nederlandser: er verscheen namelijk baksteen. Bakstenen kerken in renaissancestijl: je beseft het niet, maar dat soort dingen geeft je een acuut nederlandgevoel. Als je op een dorp afrijdt op een vrijliggend tweerichtingsfietspad naast een provinciale weg, in een zeer licht glooiend landschap, met een bakstenen kerktoren en een veevoersilo die je doel markeren; laten we eerlijk zijn, dan ben je toch in de Achterhoek? Of bij Valladolid dus.
Ik zag ook dit dorpspleintje met bakstenen gebouwen. Als je bij de foto zet dat dit pleintje "Heuvel" heet in een dorp genaamd Grotendonk in Noord-Brabant geloof je het meteen:
Het zijn volgens mij de boogjes van staande bakstenen boven de ramen die het perfect laten kloppen.
Tussen alle nederlandsigheid passeer ik in het dorp Carpio ook een artistiek herbouwde moorse versterking. Het eerste stuk Arabische cultuur dat ik ontwaar!
Naarmate ik van Valladolid wegrijd, wordt het land weer leger, zelfs hoewel ik dichter bij Salamanca kom. De weg van El Fresno (de werkelijke naam van het dorp met het Brabantse dorpsplein) naar Tarazona is zelfs onverhard, wat weer een typisch Spaans stoffig plaatje oplevert:
Zo´n 10 km ten noorden van Cantalpino zie ik een mooie wildkampeerplek, maar bij nader inzien heb ik geen water meer. Ik rij dus door naar Cantalpino. Onderweg zie ik dat het station maarliefst zeven kilometer van dorp ligt! Het is gelukkig een vrij groot dorp met een geldautomaat, een slager en een bank. Dan moet er ook een bakker zijn. Ik rij zoekend een rondje door het dorp. Als ik langs het speeltuintje kom, komen alle kinderen aangerend. Ik zie net de bakkerij, dus als ze "¿Tu es perdido?" vragen, kan ik trots melden dat ik het inmiddels gevonden heb. Inmiddels komen ook de volwassenen aangeslenterd. Ik vertel weer dat ik uit Nederland kom, ja, helemaal op de fiets. Ik heet ze adios en ga weer. Vreemd is dat eigenlijk; zij vinden het zo te zien een hele eer dat je reis je in Cantalpino heeft gebracht, en willen waarschijnlijk best een kampeerplaats voor je regelen. Maar ik durf het niet te vragen. En zij willen zich niet te veel met mij bemoeien. Het lijkt wel een soort parabel over hoe we ons niet voor elkaar openstellen.
Met dit soort gedachten rijd ik het dorp uit op zoek naar een verscholen kampeerplaats. Maar ik zie dat echt verscholen er niet in zit. Ik zie wel een boer met zijn zoon of knecht aan z´n trekker klussen. Ik vraag hem in gebroken Spaans of hij een plek weet. De rest van het verhaal is hierboven al verteld.
De volgende dag (gisteren dus) fietste ik naar Salamanca. Dit keer de kaart in de telefoon zelf geïnterpreteerd en zo een mooie route langs de rivier de stad in gevonden. Die voert ook langs de oude romeinse brug met uitzicht op de gebouwen van de oude binnenstad (kathedralen, UNESCO-werelderfgoed, het gebruikelijke liedje):
Ik hoor dat in Nederland het schaatsseizoen alweer begonnen is. Hier probeer ik ´s middags nog de zon zoveel mogelijk te mijden omdat hij te heet is. Toch kan het ook hier nog winteren. Ik zag dit krantenknipsel uit 1954 bij de fietsenmaker hangen. Het is van enkele dagen voordat Jeen van den Berg in Leeuwarden de Elfstedentocht won:
22 graden onder nul, en de Rio Tormes kats dichtgevroren. Ik moet nog een eindje doorfietsen om echt winterveilig te zijn!
Morgen ga ik dus maar eens naar de voet van de Sierra de Candelario, waar mij de Puerto de Honduras op 1430 meter wacht volgens de Michelin-atlas. Daarna ook nog de Sierra de Gredos oversteken en dan is daar het befaamde natuurpark van Monfragüe in Extremadura. Uiteindelijk hoop ik dan weer in zes of zeven dagen in Sevilla uit te komen en daar weer eens wat van me te laten horen!
Tot slot de route:
Find more Bike Ride in Pamplona, Spain
Find more Bike Ride in Mendaza, Spain
Find more Bike Ride in Anguiano, Spain
Find more Bike Ride in Espinosa De Cervera, Spain
Find more Bike Ride in Pesquera De Duero, Spain
Find more Bike Ride in Mojados, Spain
Find more Bike Ride in Cantalpino, Spain