Kiev - Cluj
Na een snikhete dag is het om negen uur 's avonds precies lekker in de zon. Ik lik op een bankje langs een boulevard aan een ijsje, en kijk naar het flaneercircus om mij heen. Mensen proberen natuurlijk op te vallen met hun kleding en hun uitdagende houding, maar vele flaneurs profileren zich ook met een attribuut op wielen: rollerskates, mountainbikes, een kinderwagen in hippe kleur. Ik hoor flarden van gesprekken van verschillende groepjes, van schreeuwende pubers tot zorgvuldig sprekende oude mannetjes. Al die stemmen spreken een romaanse taal met glasheldere klinkers. Ben ik in Italië?
Nee. Roemenië is de plaats van handeling, en dat kan ik nader specificeren tot de stad Cluj in Transylvanië. En daar ben ik terechtgekomen door er vanuit Kiev naartoe te fietsen. En met deze post wil ik even met jullie delen hoe dat is gegaan.
Nee. Roemenië is de plaats van handeling, en dat kan ik nader specificeren tot de stad Cluj in Transylvanië. En daar ben ik terechtgekomen door er vanuit Kiev naartoe te fietsen. En met deze post wil ik even met jullie delen hoe dat is gegaan.
De stad
Kiev is een kosmopolitische wereldstad met alles erop en eraan. In het centrum staan hele parkeerplaatsen vol met Porsches, BMW's en Jaguars, er zijn Vedische biologische restaurants, en wat voor mij belangrijk is, alle soorten fietsonderdelen en kampeerartikelen zijn er te krijgen.
Kiev is ook de fietsonvriendelijkste stad waar ik ben geweest. Pas na een half uur rondwandelen in de ochtendspits spot ik de eerste fietser. Als je in Kiev een fietser ziet, is het in de regel een jonge man die zich in sportkleren op een mountainbike door de lawaaiige autohordes worstelt.
De stad uit fietsen is dan ook niet echt relaxed. Ik vermijd de grote autowegen, maar moet ze soms wel oversteken. Voor voetgangers zijn daarvoor tunneltjes gemaakt, maar die hebben trappen en daar kun je met zo'n bepakte fiets niet veel mee. Dus dan maar voorsorteren tussen de auto's en bij groen licht er vol in vliegen, het verbaasde getoeter negerend.
Ik ben in Cluj natuurlijk ook nog in een Roemeense stad geweest. Het is er ongeveer zo groot als Utrecht, een heel stuk provincialer dan Kiev. Het centrum is niet heel anders dan een West-Europees stadscentrum, met ijssalons, een voetgangersgebied met bankjes, kathedralen, kebabtenten en winkels van grote ketens. De buitenrand lijkt echter absoluut niet op de rijtjeshuizen-slaapsteden die we hier hebben. De uitbreiding verloopt er niet volgens een door de overheid opgesteld plan. In plaats daarvan verschijnen er lukraak hier en daar flatgebouwen van een verdieping of vier, met daartussen slingerende voetpaden en grindweggetjes. Het lijkt erg op de buitenrand van Tanger waar ik een dik half jaar eerder doorheen fietste.
Iets verder, voorbij het vliegveld, was het even hard schrikken. Ook in Marokko waren er dingen die je sloppenwijk kunt noemen, maar zo erg als dit was het zelfs daar niet. Toen ik er langs kwam was het er nog erger aan toe dan in de Streetview-link: grote hopen afval achter de hutjes, waar niet of nauwelijks geklede kinderen spelen met plastic spullen uit de opengescheurde vuilniszakken. Ik liep rond met het idee zaterdag een hele berg kinderkleren te kopen en die daar te gaan uitdelen, maar toen ik dat aan een local voorlegde zei hij schouderophalend: "They're gypsies. They do that kind of shit. I'm sorry you had to see it."
Ik ben in Cluj natuurlijk ook nog in een Roemeense stad geweest. Het is er ongeveer zo groot als Utrecht, een heel stuk provincialer dan Kiev. Het centrum is niet heel anders dan een West-Europees stadscentrum, met ijssalons, een voetgangersgebied met bankjes, kathedralen, kebabtenten en winkels van grote ketens. De buitenrand lijkt echter absoluut niet op de rijtjeshuizen-slaapsteden die we hier hebben. De uitbreiding verloopt er niet volgens een door de overheid opgesteld plan. In plaats daarvan verschijnen er lukraak hier en daar flatgebouwen van een verdieping of vier, met daartussen slingerende voetpaden en grindweggetjes. Het lijkt erg op de buitenrand van Tanger waar ik een dik half jaar eerder doorheen fietste.
Iets verder, voorbij het vliegveld, was het even hard schrikken. Ook in Marokko waren er dingen die je sloppenwijk kunt noemen, maar zo erg als dit was het zelfs daar niet. Toen ik er langs kwam was het er nog erger aan toe dan in de Streetview-link: grote hopen afval achter de hutjes, waar niet of nauwelijks geklede kinderen spelen met plastic spullen uit de opengescheurde vuilniszakken. Ik liep rond met het idee zaterdag een hele berg kinderkleren te kopen en die daar te gaan uitdelen, maar toen ik dat aan een local voorlegde zei hij schouderophalend: "They're gypsies. They do that kind of shit. I'm sorry you had to see it."
Het land
Het Oekraïense platteland is glooiend, vol met dorpjes die mij nog steeds doen denken aan het Rusland uit de boeken van Gontsjarov en Gogol, met brede onverharde wegen, verspreide vrijstaande huizen, kleine perceeltjes aardappelen en maïs en mensen verdiept in archaïsche bezigheden als ganzen hoeden of water putten.
Koeien worden door de hoofdstraat van Rybne gedreven |
Die waterputten lijken echt een stuk cultuurgoed hier: in het zuidwesten zag ik op markten veel verschillende bovenstukken van waterputten te koop staan. Ook protserige fermettes waar een automatische waterpomp echt niet meer zo veel zou schelen op de rekening hebben in plaats daarvan nog een waterput, zij het een rijk versierde. Het putwater is overigens heel wat beter te drinken dan het leidingwater in Kiev, dat behalve de te verwachten chloorsmaak ook een bedorven afdronk met noten van humusrijke bosgrond heeft.
De wegen zijn van wisselende kwaliteit, maar nergens goed. Geregeld kom ik op onvervalste oostblokflinten, die mij al wel bekend waren van twee weken fietsen in Oost-Duitsland en Polen met mijn vader in 2005. Iedereen moest werk hebben in het arbeidersparadijs, dus gebrek aan stratenmakers was er nooit. Of zoiets. Dus krijg je tientallen kilometers lang dit soort keienwegen:
Ieder dorp heeft wel één bar en één levensmiddelenwinkeltje, vaak in hetzelfde pand. Zo om de tig kilometer kom je in een groot dorp van enige duizenden inwoners, waar wat meer winkels zijn en pinautomaten en waar veel mensen spullen verkopen langs de weg.
Veel waterputten staan buiten de schutting langs de weg, zodat iedere dorstige voorbijganger kan bijtanken |
De wegen zijn van wisselende kwaliteit, maar nergens goed. Geregeld kom ik op onvervalste oostblokflinten, die mij al wel bekend waren van twee weken fietsen in Oost-Duitsland en Polen met mijn vader in 2005. Iedereen moest werk hebben in het arbeidersparadijs, dus gebrek aan stratenmakers was er nooit. Of zoiets. Dus krijg je tientallen kilometers lang dit soort keienwegen:
Vaak ligt er dan een karrespoor meteen naast, want bij droog weer is helemaal geen verharding beter dan deze ellende |
Ieder dorp heeft wel één bar en één levensmiddelenwinkeltje, vaak in hetzelfde pand. Zo om de tig kilometer kom je in een groot dorp van enige duizenden inwoners, waar wat meer winkels zijn en pinautomaten en waar veel mensen spullen verkopen langs de weg.
De levensmiddelenwinkeltjes (продукти of магазин genaamd) staan nog geen zelfbediening toe.Wel staat alles uitgestald langs de drie muren zodat je gelukkig niet de Oekraïense naam hoeft te weten van alles wat je wilt kopen. Achter de toonbank staat meestal een wat oudere dame, die ijverig de prijzen van je aankopen in een zakjapanner ramt en je dan vriendelijk het totaal laat zien. Als je het echt treft, gebruikt ze zelfs nog een telraam. Ik heb het minstens twee keer gezien.
De mensen
Misschien lag het eraan dat mijn houding langzaamaan ontspannener werd, maar het leek alsof de mensen steeds vriendelijker en geïnteresseerder werden naarmate ik verder van Kiev kwam. Op de eerste dag besteedde men hooguit aandacht aan mij om mij te vertellen dat ik ergens geen foto's mocht maken. Later proberen er steeds meer mensen een praatje aan te knopen, wat helaas vaak mislukt door de taalbarrière.
Op de derde dag word ik in het Duits op de thee genodigd door Vitaliy, die docent is aan de universiteit in Vinnytsja, maar deze zaterdag bij zijn ouders op het platteland is. Naast doceren kan hij ook heel goed Oekraïense volksliederen brengen terwijl hij zichzelf op de gitaar begeleidt, en ook met het werk van Rammstein weet hij wel raad. Hij heeft een boekje met lyrische poëzie vol levenswijsheden geschreven. Volgens hem is het in de Oekraïne een populair genre.
Opvallend is dat kinderen verlegen langs de kant van de weg blijven staren. Soms is er eentje zo onbevangen om je zelfs te groeten, en da's leuk, want dat is voor de verandering eens een situatie waarin mijn Oekraïens helemaal toereikend is: dobry den'! Toen ik in Cluj langs door een zigeunerwijk kwam, renden de blagen wel weer opgewonden schreeuwend mee, net als in Marokko.
In Roemenië is het fijn dat de taalbarrière een stuk minder is, en ze ons schrift gebruiken. Je kunt de verkeersborden weer zonder nadenken lezen en meestal begrijp je zelfs wat ze bedoelen.
Soms is het zelfs mogelijk om met een mengeling van Frans, Latijn, Spaans en Italiaans je redelijk verstaanbaar te maken. Zo lukt het om in Maramureş om 10:30 's morgens gezellig aan te schuiven voor tweeëneenhalf glas zelfgestookte palinka en een vervroegde lunch bij Ion, die wellicht vanwege z'n palinkastokerijtje een "geleje keerl" in het dorp is:
Hoewel zowel Oekraïners als Roemenen nogal negatief zijn over hun eigen volk (In Roemenië zeggen ze over zichzelf wat wij over Frankrijk zeggen: "Roemenië is een mooi land, jammer dat er Roemen wonen"), maar het is er zoals overal: vrijwel iedereen is vriendelijk en behulpzaam, en soms kom je supergastvrije bazen als Ion tegen. Vervelend zijn aanzienlijke delen van de bedelaars en vrachtwagenchauffeurs, maar dat ook alleen als ze aan het werk zijn.
In Roemenië is het fijn dat de taalbarrière een stuk minder is, en ze ons schrift gebruiken. Je kunt de verkeersborden weer zonder nadenken lezen en meestal begrijp je zelfs wat ze bedoelen.
Soms is het zelfs mogelijk om met een mengeling van Frans, Latijn, Spaans en Italiaans je redelijk verstaanbaar te maken. Zo lukt het om in Maramureş om 10:30 's morgens gezellig aan te schuiven voor tweeëneenhalf glas zelfgestookte palinka en een vervroegde lunch bij Ion, die wellicht vanwege z'n palinkastokerijtje een "geleje keerl" in het dorp is:
Dit is dus het soort installatie waar die drank in PET-flessen van uw Roemeense tegelzetter in bereid wordt |
Het communisme
Het is inmiddels 2013, en je zou zeggen dat het tijd is om Oost-Europa niet meer vooral als "de voormalige Sovjet-Unie" te beschouwen. Kiev is inderdaad een 24/7 consumptiechaos waar je om half vier 's nachts bij een bloemenstalletje terecht kunt en je boodschappen doet bij een Auchan-hypermarkt met 76 kassa's. Het is even schrikken als je dan plotseling toch oog in oog staat met good old Vladimir Iljitsj:
Op het platteland vind je nog meer overblijfselen van het communisme, zoals de hierboven beschreven levensmiddelenwinkeltjes en de kolchoz-boerderijen waaraan sinds 1991 vrijwel niets veranderd is. De helft van het wagenpark bestaat er ook nog uit Lada's uit het Sovjet-tijdperk. In de kleinste plaatsjes kan ineens zo'n oversized communistisch bestuursgebouw staan, wat dan vaak "cultuurhuis" heet. Zou het idee van kulturhuser oorspronkelijk uit de Sovjet-Unie komen in plaats van uit Scandinavië?
In Roemenië is nog veel minder over van het communisme dan in Oekraïne. Als je er nog Dacia's van voor de overname door Renault wilt zien, moet je bij de schroothoop zijn. De landbouw lijkt er sowieso minder gecollectiviseerd te zijn geweest dan in de Sovjet-Unie; ik heb op zo'n 450 kilometer fietsen in Roemenië slechts twee kolchozes geteld.
Wat nog wel wat oostblokcharme had, was de camping bij Topliţa, de enige officiële camping waar ik deze trip heb gestaan. In een soort complex dat ik wel van Oost-Duitsland ken, zijn in een dalletje in het bos een zwembad, een restaurant en een camping annex huisjespark gevestigd. De huisjes hebben geen toilet, de bungalowbewoners moeten net als het tentvolk gebruikmaken van het toiletgebouw. Tussen 18:00 en 22:00 stookt de norse campingbeheerder een vuur van nat dennenhout in de boiler, zodat je dan van een lekker warme CO₂-neutrale biomassadouche kunt genieten terwijl het terras van het restaurant vol in de stinkende rook zit.
De fontein is daar neergezet door Roshen, een snoepgoedmerk dat is ontstaan doordat ene meneer Petroshenko alle staatsfabrieken voor zoetigheid opkocht na de val van het communisme en een bijgeknipte vorm van zijn achternaam als merknaam ging gebruiken. Het loopt als een trein, het spul is overal te koop en de fabriek in Vinnytsja heeft een grote nieuwe aanbouw.
Na Vinnytsja was ik weer een paar dagen in een tourist-free zone tot ik de Karpaten bereikte. De Oekraïense Karpaten moeten het paradijs zijn voor mensen die West-Europese gebergten te toeristisch vinden. Hier zijn geen vakantieresorts of kabelbanen, en campings bestaan er alleen in de vorm van paalkampeerplaatsen met een kampvuurkuil en een gat-in-de-grond-toilet. De Karpaten trekken wel toeristen, maar het zijn allemaal geharde types die voor meerdere dagen met de rugzak de wildernis in trekken. Behalve gehard moeten ze ook avontuurlijk aangelegd zijn, want goede topografische kaarten van het gebied bestaan niet. Het beste is een vijftig jaar oude kaart, van de hand van het Rode Leger (online te vinden). Nog afgezien van de ouderdom zijn de wegen en paden hopeloos schematisch ingetekend.
Toevallig heb ik wel een papieren exemplaar van die kaart bemachtigd als souvenir. Ik wilde in de Karpaten van Tsjorna Tysa naar Oesjt-Tsjorna proberen te rijden op een onverharde weg die volgens sommige bronnen bestaat. Ik reed vanaf Tsjorna Tysa een eindje naar het westen over een onverharde weg (die als doodlopend in OpenStreetMap staat) en vond een mooi kampeerplekje waar al twee Russische wandelaars stonden. Het waren studenten en ze spraken Engels. Ze vonden mijn doorsteekplan wat driest, maar gaven mij wel hun Sovjetkaart omdat hun trip ten einde was. De poging tot doorsteek staakte ik al gauw toen een paar kilometer verderop een brug bleek weggespoeld en je honderden meters door enkeldiepe modder moest waden om bij een plek te komen waar je de fiets door de rivier kon dragen. Dat offer was me te groot om bij een weg te komen waarvan niemand mij met zekerheid kon vertellen of hij bestond, en ik keerde om.
Na de Oekraïense Karpaten kwam de Roemeense regio Maramureş. Daar zet men alles op toerisme om het gebied economisch te ontwikkelen, en dat lijkt nog te lukken ook. Het landschap is er ook ontegenzeggelijk hemeltergend mooi. De dorpjes hebben typerende houten kerkjes die allemaal net zijn opgeknapt, en men is er ook in geslaagd ze tot UNESCO-werelderfgoed te laten uitroepen. In ieder gehucht zijn wel vijf pensiunele, zoals bed-and-breakfasts hier heten. Als ik kijk naar de nummerborden van passerende auto's, zie ik dat Italianen, Tsjechen en Hongaren deze streek al weten te vinden. Er zijn zelfs opvallend veel Britten die er de tweeëneenhalve dag in de auto voor over hebben. Nederlanders zie je er echter nog niet.
Bij sommige pensiunele kun je volgens het uithangbord ook je tent opzetten, maar toen ik dat ging proberen was de eerste pensinuea alweer gesloten, en bij de tweede wilde de vrouw mij alleen een kamer verhuren voor 700, na weigeren 600 lei. Ik wist toen nog niet dat dat tegen de 150 euro is, maar als zes ons pruimen 2 lei kost en de hoogste keuze-optie van de pinautomaat 400 lei is, weet je dat het veel te veel is. De vrouw leek echter oprecht gedesillusioneerd door mijn weigering.
Ik stel me zo voor dat er in zo'n dorp voorlichtingsbijeenkomsten worden gehouden, waar een gladde jongen dorpelingen vertelt dat West-Europeanen gouden bergen over hebben voor de gastvrijheid en kookkunst de locals vanzelfsprekend vinden. Volgens de gladde jongen is het ophangen van het gratis standaardontwerp uithangbord het enige dat je hoeft te doen om te delen in de grote stroom toeristeneuro's. Iedereen is natuurlijk wild enthousiast, of in ieder geval iedereen die naïef en hebzuchtig is. En zo komt dan het hele dorp vol te hangen met borden van B&B's die zowel voor de bezoekers als voor de uitbater een grote teleurstelling zullen zijn.
Maargoed, mensen die hun verblijf wat beter plannen dan zomaar bij bordje langs de weg aanbellen zullen ongetwijfeld de krenten in de pap kunnen vinden. En voor de rest is het goed om te weten dat vrij kamperen ook prima mogelijk is.
In Roemenië is nog veel minder over van het communisme dan in Oekraïne. Als je er nog Dacia's van voor de overname door Renault wilt zien, moet je bij de schroothoop zijn. De landbouw lijkt er sowieso minder gecollectiviseerd te zijn geweest dan in de Sovjet-Unie; ik heb op zo'n 450 kilometer fietsen in Roemenië slechts twee kolchozes geteld.
Wat nog wel wat oostblokcharme had, was de camping bij Topliţa, de enige officiële camping waar ik deze trip heb gestaan. In een soort complex dat ik wel van Oost-Duitsland ken, zijn in een dalletje in het bos een zwembad, een restaurant en een camping annex huisjespark gevestigd. De huisjes hebben geen toilet, de bungalowbewoners moeten net als het tentvolk gebruikmaken van het toiletgebouw. Tussen 18:00 en 22:00 stookt de norse campingbeheerder een vuur van nat dennenhout in de boiler, zodat je dan van een lekker warme CO₂-neutrale biomassadouche kunt genieten terwijl het terras van het restaurant vol in de stinkende rook zit.
Houtgestookte Duşuri Barbati. De andere kant is voor vrouwen, dus mannen zonder baard kunnen het bos in |
Toerisme
Op het grootste deel van mijn tocht door Oekraïne waren er nul toeristische voorzieningen. In Kiev is er ongetwijfeld van alles, maar we liepen daar met onze collega's mee en kwamen niet echt op de toeristische hotspots.
Na drie dagen kom ik in Vinnytsja, een stad zo groot als Utrecht waar wel veel binnenlandse toeristen komen. Er zijn wat vrij chique hotels, en daar ga ik maar eens gewoon in zitten. De metalen schoenplaatjes van mijn fietsschoenen tikken tegen de marmeren vloertegels; ik hoop maar dat het allemaal goed gaat. Er staan wat oude gebouwen, maar wat Vinnytsja echt op de kaart zet is de grootste dansende fontein van Europa. Er is zowaar een hele tribune gebouwd zodat avond aan avond duizenden mensen met een arm om hun geliefde naar de romantische show kunnen kijken:
Na Vinnytsja was ik weer een paar dagen in een tourist-free zone tot ik de Karpaten bereikte. De Oekraïense Karpaten moeten het paradijs zijn voor mensen die West-Europese gebergten te toeristisch vinden. Hier zijn geen vakantieresorts of kabelbanen, en campings bestaan er alleen in de vorm van paalkampeerplaatsen met een kampvuurkuil en een gat-in-de-grond-toilet. De Karpaten trekken wel toeristen, maar het zijn allemaal geharde types die voor meerdere dagen met de rugzak de wildernis in trekken. Behalve gehard moeten ze ook avontuurlijk aangelegd zijn, want goede topografische kaarten van het gebied bestaan niet. Het beste is een vijftig jaar oude kaart, van de hand van het Rode Leger (online te vinden). Nog afgezien van de ouderdom zijn de wegen en paden hopeloos schematisch ingetekend.
Toevallig heb ik wel een papieren exemplaar van die kaart bemachtigd als souvenir. Ik wilde in de Karpaten van Tsjorna Tysa naar Oesjt-Tsjorna proberen te rijden op een onverharde weg die volgens sommige bronnen bestaat. Ik reed vanaf Tsjorna Tysa een eindje naar het westen over een onverharde weg (die als doodlopend in OpenStreetMap staat) en vond een mooi kampeerplekje waar al twee Russische wandelaars stonden. Het waren studenten en ze spraken Engels. Ze vonden mijn doorsteekplan wat driest, maar gaven mij wel hun Sovjetkaart omdat hun trip ten einde was. De poging tot doorsteek staakte ik al gauw toen een paar kilometer verderop een brug bleek weggespoeld en je honderden meters door enkeldiepe modder moest waden om bij een plek te komen waar je de fiets door de rivier kon dragen. Dat offer was me te groot om bij een weg te komen waarvan niemand mij met zekerheid kon vertellen of hij bestond, en ik keerde om.
Na de Oekraïense Karpaten kwam de Roemeense regio Maramureş. Daar zet men alles op toerisme om het gebied economisch te ontwikkelen, en dat lijkt nog te lukken ook. Het landschap is er ook ontegenzeggelijk hemeltergend mooi. De dorpjes hebben typerende houten kerkjes die allemaal net zijn opgeknapt, en men is er ook in geslaagd ze tot UNESCO-werelderfgoed te laten uitroepen. In ieder gehucht zijn wel vijf pensiunele, zoals bed-and-breakfasts hier heten. Als ik kijk naar de nummerborden van passerende auto's, zie ik dat Italianen, Tsjechen en Hongaren deze streek al weten te vinden. Er zijn zelfs opvallend veel Britten die er de tweeëneenhalve dag in de auto voor over hebben. Nederlanders zie je er echter nog niet.
Bij sommige pensiunele kun je volgens het uithangbord ook je tent opzetten, maar toen ik dat ging proberen was de eerste pensinuea alweer gesloten, en bij de tweede wilde de vrouw mij alleen een kamer verhuren voor 700, na weigeren 600 lei. Ik wist toen nog niet dat dat tegen de 150 euro is, maar als zes ons pruimen 2 lei kost en de hoogste keuze-optie van de pinautomaat 400 lei is, weet je dat het veel te veel is. De vrouw leek echter oprecht gedesillusioneerd door mijn weigering.
Ik stel me zo voor dat er in zo'n dorp voorlichtingsbijeenkomsten worden gehouden, waar een gladde jongen dorpelingen vertelt dat West-Europeanen gouden bergen over hebben voor de gastvrijheid en kookkunst de locals vanzelfsprekend vinden. Volgens de gladde jongen is het ophangen van het gratis standaardontwerp uithangbord het enige dat je hoeft te doen om te delen in de grote stroom toeristeneuro's. Iedereen is natuurlijk wild enthousiast, of in ieder geval iedereen die naïef en hebzuchtig is. En zo komt dan het hele dorp vol te hangen met borden van B&B's die zowel voor de bezoekers als voor de uitbater een grote teleurstelling zullen zijn.
Maargoed, mensen die hun verblijf wat beter plannen dan zomaar bij bordje langs de weg aanbellen zullen ongetwijfeld de krenten in de pap kunnen vinden. En voor de rest is het goed om te weten dat vrij kamperen ook prima mogelijk is.
De grens
De culturele verschuiving van Oekraïne naar Roemenië begint al als je de rivier de Dnjestr (of Dnister of Nistru naar gelang uw etniciteit) oversteekt. Er verschijnen meer houten huizen, waterputten hebben soms een giek in plaats van een haspel, en er staan meer kapelletjes langs de weg. Bij Kuty passeer ik een brug die, als ik het goed onthouden heb, ooit op de grens van Polen en Roemenië lag. Bij Rachiv staat weer een monument dat daar is neergezet toen Oostenrijk-Hongarije graag het middelpunt van Europa binnen zijn grenzen wilde hebben, en een stel knappe koppen een definitie van middelpunt liet bedenken die het middelpunt situeert in wat toen het Hongaarse plaatsje Rahó was. Onderweg naar de grensovergang in Solotvyne passeer ik zowel een tweetalig Oekraïens/Roemeens als een tweetalig Oekraïens/Hongaars plaatsnaambord.
De grens is hier in het verleden dus beweeglijk geweest, maar op het moment is voor een lichtzinnige interpretatie van het grensverloop geen ruimte. Roemenië komt bij de Schengenzone en dus moet hier het Fort Europa worden verdedigd. Op een klein weggetje in de bergen word ik staande gehouden door Oekraïense douaniers in camouflage-uniform op een quad die komen controleren of er wel een binnenkomststempel in mijn paspoort staat. Later is er ook op de grote weg zomaar ineens een paspoortcontrole.
Langs de weg loopt een spoorlijn waarvan de rails ook bovenop helemaal verroest zijn. Toch is het lijntje blijkbaar een uitgebreide bemande grenspost waard:
Wel weer goed om te zien dat ze die visser niet verdacht vinden |
De Roemeense douane neemt zichzelf ook lekker serieus. Ze kunnen blijkbaar meteen zien dat deze sloddervos twee jaar geleden zijn paspoort heeft laten jatten, en vragen dat nog eens na. De auto voor mij wordt geheel ondersteboven gekeerd en een sportschooltype gebiedt mij kortaf ook alles uit te pakken. Gelukkig draait hij bij als hij ziet dat er bij mij geen angstzweet uitbreekt, en gelooft hij het wel als er uit de eerste tas een slaapmatje en een regenjas te voorschijn zijn gekomen. En zo staat ik zondagmiddag om vier uur in het stadje met de zonnige naam Sighetu Marmaţiei.
Religie
Als toerist krijg je in orthodoxe kerken de schrik van je leven: de meeste bezoekers zijn geen medetoeristen, maar devote gelovigen. Overal waar je kijkt staat zit wel iemand met de handen gevouwen te prevelen, en geregeld loopt er iemand naar de grote ikoon om een kruis te slaan en de ikoon te kussen. Een aandoenlijk gezicht was een jongetje dat het ook probeerde maar er op z'n tenen precies niet bij kon.
Ik vind het vreemd om alleen van de uiterlijke vorm van de kerk te genieten terwijl die mensen er iets heel dieps ervaren. Het voelt alsof de aanblik van die mensen op hun kwetsbaarst alleen voor God bedoeld is, en niet voor mij.
Met al die gelovigen worden de kerken ook goed onderhouden, of helemaal nieuw uit de grond gestampt. Op het Oekraïense platteland zijn de kerk en het omliggende kerkhof vaak het enige stukje glimmende netheid te midden van de modder en stank van het boerenbestaan:
Zo'n nieuwbouwkerk komt dus buiten het dorp, zomaar ergens in een weiland. Hoewel ik hier toch ik weer mag hopen dat al die graven niet pas na 1990 gevuld zijn. |
De kerkhoven zijn in beide landen bijzonder, maar op een verschillende manier. In Oekraïne hebben ze glimmende grafstenen met een groot portret van de overledene, en staat het kerkhof vol met felgekleurde bloemen. Het lijkt vaak het feestelijkste plekje van het dorp.
In Roemenië is het opvallend dat op veel grafstenen nog geen overlijdensdatum vermeld staat. Dat is ook heel logisch eigenlijk, legde een studente kunstgeschiedenis aan mij uit. Je wil toch onder een mooie steen liggen, en de beste manier om daarvoor te zorgen is er bij leven een uit te zoeken en hem vast mooi te laten neerzetten. Waarom zou je zoiets aan het toeval overlaten?
Fietsen
Ik slinger over een weg waar veertig jaar geleden misschien asfalt lag, maar waar je nu de laatste overblijfselen daarvan angstvallig vermijd om je wielen er niet tegenaan te stoten. Harder dan 16 km/u gaat het niet, maar daardoor heb ik des te meer tijd om het landschap in je op te nemen en te kijken hoe mensen hier boeren. De gloed van de middagzon is heet, maar daar gaat een koude getapte kvas straks extra lekker van smaken. De traktors, combines en fietsen die ik zo nu en dan tegenkom kijken me verbaasd maar vriendelijk na.
Dat is hoe het fietsen was op de mooiste stukken. Het kan ook anders. Ik had me voorgenomen in Nova Oesjitsja te lunchen, maar door de zware klim ben ik er later dan ik dacht. Mijn eten is op. Mijn hongerige lijf wil niet meer, maar ik moet omhoog om verder te komen. Zweet gutst van mijn voorhoofd m'n ogen in. Ze prikken als een gek, maar met dichte ogen kun je niet fietsen, dus tanden op elkaar en doortrappen. Van voren komt een vrachtwagen, van achter ook. Ze houden nauwelijks in. Ik kan nergens heen; rechts van mij zit een goot van een halve meter diep. Ik ben aan hun inschatting van de situatie overgeleverd. Begrijpen die teringlijers wel hoe verschrikkelijk dit voor mij is? Uit het zadel sprinten om vaart te maken, dan weer gaan zitten om de fiets zo recht mogelijk te sturen. De vrachtwagen zoeft langs op 40 centimeter, als de achterkant passeert slinger ik 20 centimeter naar links door de turbulentie. Oef, dit is ook weer voorbij. VROEMM, opeens vliegt er weer iets links kort langs mij, een auto met een aanhanger. Die had ik niet in de spiegel zien aankomen, hij ging achter de vrachtwagen schuil. Ik kijk links achterom, maar zie niks omdat mijn linkeroog nu toch echt dichtgevallen is in de zweetvloed. Anderhalve seconde de nek ontspannen en dan rechtsom achterom kijken. OK, er komt nu echt niks meer aan. Tijd voor een paar slokken water. Zou ik daar bij die bocht over honderd meter dan eindelijk boven zijn?
Het is dus de kunst veel van die eerste alinea te hebben en weinig van de tweede. En dat is best goed gelukt. Na een paar jaar met veel fietsvakanties ken ik het recept wel zo'n beetje: op tijd eten, jezelf niet vastleggen op ambitieuze etappeschema's, rustige wegen kiezen. En dat kan in Oekraïne uitstekend. Wat enorm helpt voor de rustige wegen is dat de dekking van OpenStreetMap fantastisch is. Ik weet niet wie de helden zijn die alle landweggetjes erin gezet hebben, maar superbedankt! Met een zoombare kaart op het scherm van de telefoon weet ik op een kruising van twee karresporen tussen de maïsvelden meteen waar ik ben, waar die weggetjes heen gaan, en hoe ver het nog is naar de bewoonde wereld.
Buiten de echt grote wegen is het verkeer niet erg druk. Veel mensen kunnen zich hier geen auto veroorloven, en dat is natuurlijk een treurige situatie, maar het maakt wel dat je er rustig kunt fietsen en dat er ook veel mensen wandelend, fietsend of met paard en wagen onderweg zijn. En als je je medeweggebruikers makkelijk in het gezicht kunt kijken is het veel gezelliger op de weg dan in Nederland!
Dat beperkte autobezit maakt ook dat er in vrijwel alle dorpjes nog een levensmiddelenwinkel zit, en zo is het ook geen probleem om op tijd eten te vinden.
De plattelanders zie je trouwens ook een stuk vaker op de fiets dan de Kievieten. Ze rijden in een gemoedelijk tempo op oude herenfietsen. Ze kunnen er een hoop boodschappen op vervoeren, soms nog wel zwaarder dan mijn bagage.
Oekraïense plattelandsfiets met lokaal model standaard |
Ik maakte mij van tevoren wel een beetje zorgen over het verkeer in de Oekraïne. Van de dashcam-filmpjes op internet krijg je een bepaald beeld van het verkeer in de voormalige Sovjet-Unie dat niet bijdraagt aan een ontspannen vakantiegevoel. Uiteindelijk blijken dat soort idioten gelukkig de uitzondering. Auto's rijden in Oekraïne door de bank genomen niet agressiever dan in Nederland. Het verkeer is er wel degelijk onveiliger, maar dat zal vooral liggen aan de slechtere wegen en het feit dat fietsers, auto's en paard-en-wagens dezelfde paar meter brede weg delen.
In Roemenië zijn de wegen drukker, maar OpenStreetMap is ook daar goed om veel grote wegen te vermijden.
Er is één groot nadeel met OpenStreetMap, en dat is dat je er niks meer aan hebt als de batterij van je telefoon leeg is. Dat gebeurde me in de laatste dagen toen ik wat problemen had met de naafdynamo-oplader (leuke gadget, maar neem gewoon een battery pack met AA-batterijen mee als je zeker wil zijn van stroomvoorziening). De telefoon had nog net genoeg stroom om mij 's morgens van Topliţa naar Remetea (Gyergyóremete voor de overwegend Hongaarse inwoners) te brengen. Daar ging het scherm op zwart. Ik wilde vanaf daar over een onverharde weg door de bergen naar Lăpuşna. Ik verheugde me wel op zo'n onverharde passage door de bergen, lekker alleen zijn in de natuur zonder auto's en ander gespuis in de buurt. Ik nam me dus maar voor gewoon de weg naar Lăpuşna in te slaan, en op elke kruising te wachten tot ik de weg kon vragen.
Dat begon heel goed. De kassadame van de supermarkt in Remetea liep een stukje mee naar buiten om me de juiste weg het dorp uit te wijzen, en bij een eerste t-splitsing tussen de hooilanden wilde de 4WD die ik aannhield me volgens mij meteen al een lift geven. De weg wijzen deden ze ook goed, en ik reed over een overweldigend groene weg geleidelijk klimmend op Lăpuşna aan.
Toen ik mij zo'n beetje begon af te vragen of ik zo langzaamaan de pashoogte had bereikt, was er weer een t-splitsing. De brede, verharde weg liep rechtdoor, linksaf ging een slechter spoor met een duiker over een stroompje en daarna steil omhoog. Ik ging de afslag een eindje in om eens te kijken of het echt een doorlopende weg was en niet een inrit naar een vakantiehuisje of houthakkerskeet. Op honderd meter afstand zag ik een Dacia Logan-busje over de grotere weg de t-splitsing passeren. Kut, die had ik moeten vragen. Wie weet wanneer er weer iemand komt in deze wildernis. De weg naar links was inderdaad doorgaand, dus ging ik terug naar de t-splitsing om te wachten.
Toen ik daar weer stond, hoorde ik een motorzaag. Het kwam van iets verder omhoog langs de grotere weg. Ik reed er een eindje in, en zag een man gekleed in slechts een korte broek en een petje een lange den te lijf gaan met een reusachtige Stihl-motorzaag. Toen de motorzaag even stil was riep ik: "Salut! Lăpuşna?". De man kijkt even, bromt iets, maar geen overtuigende reactie. De zaag gaat weer aan, en uit, en daarna gaat hij in één beweging door een wig in de boom te rammen. Het is een indrukwekkend gezicht. De man haalt vol uit met een zware kloofhamer. Ik vind het al moeilijk genoeg om daarmee met verticale slagen een houtblok goed te raken om het te splijten. Deze man mept horizontaal zo tegen een wig van misschien 10 bij 10 centimeter.
Na een minuutje rammen keert de man zich toch naar mij om. De boom kraakt vervaarlijk. "Lăpuşna" vraag ik nog weer eens. De man kijkt niet-begrijpend naar mij, terwijl ik verrast toekijk hoe de boom krakend en kreunend ter aarde stort. De blik van de houthakker blijft op mij gericht, en hij doet dus geen enkele poging zich ervan te vergewissen dat de boom inderdaad van ons af valt.
Als ik me herstel van de verbazing over de plotselinge val van de boom, bedenk ik me dat dit niet opschiet. De blik van de houthakker is achterdochtig. Deze man begrijpt niet wat ik wil weten. Ik pak de autokaart erbij en wijs op het lijntje van Remetea naar Lăpuşna, dan wijs ik recht naar benden om "hier" uit te beelden. Ik trek een vragend gezicht. Ik hoop dat hij bevestigt dat we hier inderdaad langs dat lijntje op de kaart staan. Hij blijft echter niet-begrijpend kijken.
Ik doe nog een laatste poging: ik wijs langs de grote weg omhoog en vraag "Lăpuşna?". Hij wijfelt een beetje, maar knikt van ja. Ik ben niet overtuigd, maarja, wat moet ik dan? Wie weet komt de volgende auto hier pas over uren langs. En laten we wel wezen, als hier zo'n nette grindweg ligt en dat andere ding een onverhard karrenspoor is, dat bovendien moeilijk steil omhoog lijkt te lopen, dan moet dit het toch zijn?
En dus ga ik door, omhoog over de grotere weg. Ik kom al gauw langs een autootje met een Hongaars kenteken. Aha, als die van de houthakker is, dan sprak die man dus geen woord Roemeens, en verklaart dat z'n onnozele gedrag. Waarom heeft die kaart ook verdomme geen tweetalige plaatsnamen, misschien dat hij de Hongaarse naam van Lăpuşna wel herkend had.
De weg slingert nog een paar keer over het stroompje heen, en wordt langzaam steiler. Maar het blijft min of meer naar het westen lopen, dat is goed. Het wordt te steil om je nog langer over andere dingen dan sturen en trappen druk te maken. Ik wil lunchen op pashoogte, en trap uit alle macht door om daar zo gauw mogelijk en zonder wandelen te komen. Na drie hijgende maximumhartslagmomentjes is het dan echt zo ver. Ik rij nog even honderd meter door om me ervan te vergewissen dat het echt het hoogste punt is, en dan ga ik lunchen.
Tijdens de lunch komen er vanaf de andere kant dan waarvandaan ik gekomen ben allerlei bessen- en paddestoelenplukkers. Ik vermoed dat dat hetzelfde volk is dat dat spul langs de weg verkoopt, en die moet ik niet. Het ziet er sympathiek uit, zo'n verkoopstalletje langs de weg, maar ze zijn hier vaak opdringerig. Ze willen het spul gewoon in je fietstas proppen om vervolgens geld te eisen, en wat je moet doen om ze daarvan te weerhouden grenst aan geweld.
Ik zie dat ze bessen gaan wassen, en dat wil ik toch wel even zien. Waar komen die bessen vandaan, en wat voor gereedschap gebruiken ze? Ze blijken in ieder geval hier de kwaaiste niet en lachen, vragen waar ik vandaan kom en gebaren iets over foto's - hmm, willen ze dat ik m'n toestel trek zodat ze het kunnen jatten? Ik groet ze vriendelijk weer gedag en wil weggaan. Als ik wegfiets roepen ze me iets na over dat ik de andere kant op zou moeten. Ik denk dat ze bedoelen dat ik terugfiets naar de kant waar ik vandaan kwam, wat klopt omdat ik om bij de plukkers te komen iets teruggefietst was vanaf de lunchplek. Ik zoek er niets bijzonders achter en begin aan de afdaling. Die is beestachtig. kort na de lunchplek krijg ik dit uitzicht:
Fasten your seatbelts en bestel maar vast nieuwe remblokjes |
Met alle wijsheid achteraf had ik bij dit uitzicht een hele hoop onraad moeten ruiken. De zon staat rechts achter mij in plaats van recht voor me. Het dal is breed met een breed plateau aan mijn kant van het diepste punt. Het dorpje daar beneden is van dezelfde omvang als Remetea. De richtaanwijzing van de houthakker was niks waard, en wat wilden die bessenplukkers mij eigenlijk vertellen?
Ik stond bij dit alles op dat moment echter niet stil. In plaats daarvan dook ik vol adrenaline naar beneden.
Het zal een half uur later zijn geweest dat ik over een t-splitsing schoot, in een groen dal bij een vakantiehuis. Vanaf dat punt liep de weg over een plateau met hooilandjes. Jeetje, dacht ik, wat lijkt het landschap hier op het dal aan de andere kant van de bergen. En dit dorp heeft al net zo'n soort fabriek als Remetea. Voor de grap even checken: als ik in hetzelfde dal terug zou zijn, zou de zon nu achter mij moeten staan...
FUCK.
Urenlang zwoegen over de uiterste stijgingspercentages die met je 35 kilo zware bepakte trekkingfiets te doen zijn. De longen die stuk leken te scheuren in mijn borstkas, het zweet dat in straaltjes van de helm op het frame regende, de duizeligheid van de honger en de inspanning. Ik had het allemaal getrotseerd met het vooruitzicht dat ik bezig was met een heroïsche passage van een Karpatenbergrug, iets waar ik tot in het verzorgingstehuis met de breedst mogelijke voldane glimlach op kan terugkijken. Maar in plaats daarvan was ik bezig geweest met de domste actie uit twintig jaar avontuurlijke zelf genavigeerde fietstochten.
Er gaapte een epische krater in mijn ego, maar een dieper overlevingsinstinct nam het over. Ik moest zorgen dat ik alsnog de volgende dag in Cluj zou zijn. Het was nog iets van 210 kilometer volgens de autokaart. Kortste weg is terug over de grote weg langs Topliţa. Ik zou kunnen liften, maar nu wilde ik eigenlijk met niemand praten dus ging ik eerst maar gewoon fietsen. Ik schaamde me te erg om in dezelfde supermarkt in Remetea weer boodschappen te doen en wachtte daarmee tot het volgende dorp.
Ik fietste zo aangeslagen door tot in de avondschemer, propte nog wat brood naar binnen en zocht een wildkampeerplek die ik vond achter een te koop staande ruïne van een vrijstaand huis. Volgens de autokaart was het van daar nog 140 kilometer naar Cluj; een stevige etappe, maar behoudens calamiteiten is dat zeker fietsend te doen. De telefoon was door de lange fietsdag goed geladen en bevestigt mijn vermoeden dat ik bij de houthakker toch naar links had gemoeten.
De volgende dag sta ik na 15 dagen fietsen door onbekende landen precies waar ik wezen moet, Hostel Transylvania in Cluj, en dat maakt dat er weer iets van vertrouwen in mijn navigatieskills terugkeert. To hell met het lokale eten, het is tijd voor pizza en een halve liter bier, ik heb het weer geflikt!
Tot slot hebben jullie nog de cijfertjes te goed.
Weggetrapte kilometers: ongeveer 1500
Dagen onderweg: 15
Nachten vrij kamperen: 9
Nachten in hotels: 4
Nachten op de camping: 1
Gebroken spaken: 1
Lekke banden: 0