Kaliningrad
Verwachtingen
In de vorige post had ik het over hoe je op reis je verwachtingen checkt tegen de realiteit. Laat ik dus eens opschrijven wat mijn verwachtingen over Rusland zijn.
Uit de Sovjettijd hebben we al allerlei vooroordelen over Rusland. Bij “Sovjet-Unie” stel ik mij een land voor vol betonnen flats, waar het altijd bewolkt is, iedereen bruine kleren draagt, en streng kijkende mannen schichtig samizdat van onder hun jassen uitwisselen terwijl hun adem wolkjes vormt in de snijdende vrieslucht.
In mijn voorstelling van het tegenwoordige Rusland staan nog dezelfde flats, maar woont er een ander volk. Geen strenge intellectuelen, maar alcoholisten, die, omdat ze het geld niet hebben voor geraffineerde high-tech oplossingen, hun problemen liefst oplossen door er veel pk’s en grote risico’s tegenaan te gooien. Zie als voorbeelden daarvan hun vrachtwagens, en de welbekende dashcammafkezerij.
Gelukkig zijn er nog mijn Russische collega’s om dat beeld te nuanceren. Geraffineerde oplossingen zijn hun werk en ik zie ze zelden met een biertje, laat staan iets sterkers. Ik hoop dat er in Rusland nog veel mensen zoals zij zijn achtergebleven.
Wat het intellectuele en het alcoholistische stereotype gemeen hebben is dat ze direct maar afstandelijk zijn. Ze zijn niet nieuwsgierig, groeten of glimlachen niet zo maar en doen dus absoluut niet aan de geaffecteerde, niet van de smoel te timmeren happy face die wij geleidelijk van de Amerikanen overnemen. Toen ik in 2011 in Estland was, herkende ik de Russen aan hun norse blik. En ik vond ze daarmee reuze sympathiek.
Eerste indrukken
Mijn poging om het zelf te gaan zien brak aan rond het middaguur van zaterdag 20 augustus, bij grensovergang Mamonovo tussen Polen en de Russische oblast Kaliningrad. Eerst was ik nog opgehouden door twee wespen op het pleintje voor de super in Frombork. Ik had mij zo op het ontbijt verheugd dat ik me echt niet door de wespen wilde laten wegjagen, maar toen er eentje op de onderkant van mijn boterham gezeten tussen mijn kiezen terecht kwam, en daar terwijl hij werd verbrijzeld nog zijn angel in mijn tong plantte, vond ik het geschrokken welletjes en ging ik een rustiger plekje zoeken. Toen ik het thuis nagooglede bleek dat men je aanraadt onverwijld een arts te raadplegen bij een steek in je tong. Gelukkig was in Frombork mijn EU-databundel op en was er geen buitenlandse talen sprekende arts in zicht, zodat ik geen beter idee had dan keep calm and carry on. Ik was wel bang dagenlang als een zatlap met een dubbele tong te praten, maar ook dat viel mee: na de pijn in de eerste uren heb ik niets meer van de steek gemerkt.
Aan de Poolse kant van de grens word ik gecontroleerd door een in een onberispelijk legergroen uniform gestoken dame die een roeping als sm-meesteres heeft maar nog in de ontkenningsfase zit. Ze snauwt bevelen in het Pools; gelukkig zijn er drie mannen met een bestelbusje om voor mij te vertalen. Ondanks haar schijnbare plezier in de grondige uitvoering van haar werk heeft ze al gauw in de gaten dat mijn Ortliebtassen gewoon kleren en kampeerspullen bevatten, en mag ik rustig doorrollen naar de Russische controlepost.
De Russen lijken bekend met deze Poolse Gründlichkeit, en lijken erop te vertrouwen. Ze zijn relaxed. Geroutineerd controleert de blonde jongedame in een evenmin berispelijk lichtblauw uniform mijn pas, en mijn immigratiekaart rolt ingevuld uit de printer. Met een knikje bij het laatste wachthokje begin ik aan weg nummer A194 naar Kaliningrad. Ik moet nog zo’n 50 kilometer tot de stad.
Eerste indruk? Gewoon een Oost-Europees land. Met een verdomd goed onderhouden weg. En cyrillische letters. Veel tankstations hier bij de grens. De merken daarvan verraden misschien wel dat je je hier buiten de westerse invloedssfeer bevindt: geen BP, Shell of Texaco maar Lukoil, Rosneft en Gazprom Neft. In Marokko had je weer een ander setje merken, gedomineerd door het Libische staatsoliebedrijf Afriquia.
Kort na het binnenrijden van Rusland staat er dit bord met afstanden naar grote plaatsen:
Voor de cyrillibeten: Vilnius 380, Riga 417. Blijkbaar zijn deze steden nog niet uit het Russische nationale bewustzijn verdwenen. Met de recente daden van onze vriend Vladimir in het achterhoofd, zou ik hier als Litouwer of Let toch het mijne van denken.
Er zitten soms oude vrouwtjes langs de weg kleren en groenten uit eigen tuin te verkopen. Dat zag je in Polen tien jaar geleden nog, maar nu niet meer. Net als de rammelende en stinkende auto’s die soms passeren.
In Pjatidorozjnoje, zo’n 30 km voor Kaliningrad, spreekt een van de vrouwen langs de kant mij aan. Ze is even bij haar zus langs die hier een kraampje met kleding heeft. Ze heeft op school Duits geleerd en grijpt meteen de gelegenheid het met een toerist te oefenen. Ze vraagt of ik op weg ben naar der Stadt. Noemde zij de stad met opzet niet bij naam? In het Duits “Kaliningrad” zeggen klinkt erg politiek correct, en onverdiend, want toen de Russen na de oorlog hun stuk van Oost-Pruisen innamen hebben ze alle bestaande plaatsnamen, ook die van Litouwse oorsprong, uitgewist en vervangen door nieuwe namen die eer betonen aan de Sovjet-Unie en haar helden. Michail Kalinin kreeg de toponymische hoofdprijs. Maar als ik de stad Königsberg noem, kom ik misschien over als een Duitse rechtsradicaal die de boel wil terugannexeren. Gelukkig lijkt mijn gesprekspartner niet uit op politiek gehakketak en praten we nog wat over waar we vandaan komen en hoe het met onze familie gaat.
Ik rij vlot door naar Kaliningrad om voor sluitingstijd bij een fietsenwinkel te zijn voor een nieuwe binnenband. Dat had niet gehoeven, want winkels sluiten in Rusland zelden voor 20:00, maar dat is wijsheid achteraf. Voordeel is dat ik in Kaliningrad ruim de tijd heb om eens de toerist uit te hangen. Er is een museumkade met oude marineschepen, die je gratis kunt bekijken. Op de plaats van het in de Tweede Wereldoorlog weggebombardeerde stadscentrum ligt een park, en daar is een heus Street Food Festival bezig. In dat park staat een afzichtelijk betonnen viaduct, maar daar weet de festivalorganisatie raad mee:
En weet je, dat is allemaal zó vooroordeel-corrigerend! Vrolijke jonge mensen in de zon op een gratis festival? Oorlogstuig dat de Russen niet verbergen maar spontaan tentoonstellen, met bordjes met uitleg in het Engels? Jeej!
Alcoholmisbruik kom ik dan wel tegen, maar in de goedaardige vorm van drie bezopen jongens die Engels kunnen en mij uitgebreid succes komen wensen met mijn fietsavontuur.
Als heel Rusland zo is, ga ik me nog uitstekend vermaken hier.
Fietsers
In Kaliningrad logeer ik via Warm Showers bij Dmitrii, een man die ooit voor de lol van Kaliningrad naar Portugal is gefietst en heel actief is op Couchsurfing. Hij heeft een druk leven en twee couchsurfers, Olga en Palina, jonge Wit-Russische stadsplanologen. Veel persoonlijke aandacht krijg ik dus niet. Hoe dan ook lijkt hij zich niet bijzonder zorgen te maken om mijn veiligheid op de weg.
Toch zou hij dat misschien wel moeten doen. Het wegennet is in de regio’s waar ik fietste niet dicht, dus je rijdt al gauw op zeg maar de N-wegen (al heeft Rusland een heel ander nummeringssysteem), de grote wegen die buiten de bebouwde kom waar geen maatregelen zijn getroffen om langzaam verkeer van de razende auto’s te scheiden. En razende auto’s is één ding, maar het probleem in Rusland is dat ze met verschillende snelheden razen. In Nederland zie je zelden inhaalmanoeuvres op tachtigkilometerwegen, maar in Rusland zul je niet gauw meerdere wagens tegelijk zien zonder dat er ergens één een ander aan het inhalen is.
Is het cultuur, of ligt het aan het wagenpark? Enerzijds zijn er de oude Lada’s waarmee de bestuurders voorzichtig omgaan, en anderzijds zijn er moderne SUV’s op de weg die stevig doorblazen. Ik stel me zo voor dat de SUV-eigenaren na een paar wodkaatjes dingen zeggen als: “Joh, 130 in mijn Lexus met ABS en bekrachtigde remmen is nog altijd veiliger dan 70 in zo’n aftandse Lada-doodskist!”. Ja, zal best, maar daar heb ik niet zo veel aan als er weer eens een auto een vrachtwagen inhaalt die al bezig is mij in te halen.
De stad
Als ik door de buitenwijken van Kaliningrad naar het adres van Dmitrii fiets, kom ik door een oude Duitse villawijk. De straat, de Улица Каштановая Аллея, heette voor de oorlog Kastanienallee. Dat heb ik niet van Wikipedia, en ook niet gegokt op basis van de Russische naam. Ik heb het van het Duitse straatnaambordje dat onder het Russische hangt.
Ik had verwacht dat het Duitse verleden nog een beetje taboe zou zijn, maar de nieuwe generatie Kaliningraders zwelgt er juist in. In Oesjakovo/Brandenburg heeft het café een uithangbord waar in Fraktur-letters Taverne Hans Hasen staat. De bakkerij tegenover Dmitrii’s appartement heet Königsbäcker. De fietsclub heet Koenig Bicycle Team. Veel auto’s dragen stickers die naar de naam Königsberg of naar Pruisen verwijzen:
Dmitrii blijkt te wonen in zo’n typisch oostblokappartement. Een zware stalen blinde deur vormt de toegang tot een kale portiek. Dmitrii’s fiets staat daar zonder slot:
Desondanks staat hij erop dat mijn fiets bij hem binnen overnacht. Als ik hem de volgende morgen toch even onbeheerd in de portiek laat om afscheid te nemen, is er meteen een fles water verdwenen.
Zoals verwacht is de portiek kaal, maar het huis van Dmitrii warm en gezellig. Olga en Palina maken aardappelpannenkoeken. Ik kan niet achterblijven en maak hutspot, die lang niet zo goed lukt en minder in de smaak valt. Volgens mij is ie echter prima te combineren met de pannenkoeken en zure room, en ik heb tenslotte gefietst, dus gelukkig komt het wel op. Zure room is voor de Russen trouwens wat mayo is voor de Nederlandse snackfanaat: ze doen het echt overal op. Er is in supermarkten dan ook steevast een half gangpad aan gewijd aan alle verschillende merken en soorten.
Mijn zelfvertrouwen wordt nog verder aangevreten als ook de Żubrowka die ik uit Polen heb meegenomen slechts plichtmatig wordt aangeroerd. Er komt ook nog een vriendin van Dmitrii over de vloer die meer Engels wil leren, maar met vier-tegen-één is het moeilijk de conversatie Engels te houden. De vriendin is ook met Duolingo bezig, en vraagt zich af of er verschil in uitspraak is tussen “cheers” en “cheese” in het Engels. Over zulke subtiliteiten van taal kun je altijd goed babbelen met vreemdelingen, en hoewel de rest dus niet drinkt werk ik toch weer drie wodkaatjes weg.
Ook de verschillen tussen Oekraïens en Wit-Russisch komen ter sprake. Niet alleen de taal zelf, maar ook de houding van de sprekers. “Oekraïeners doen altijd zo moeilijk. Willen graag benadrukken hoe anders ze wel niet zijn. Praten altijd maar Oekraïens terwijl ze gewoon Russisch kunnen.”
Nieuwe wildernis
Na een gezellige avond en een nacht op de slaapbank gaat iedereen ‘s morgens zijns weegs. Deze dag ga ik een omgekeerd Elizaatje doen: waar iedereen links afslaat, ga ik rechtsaf. De natuur-attractie van de regio Kaliningrad is namelijk de Koerse Schoorwal, een duinenrij tussen de lagune van het Koerse Haf en de Oostzee. Er fietsen aardig wat mensen van West-Europa naar Sint-Petersburg, en die houden in Kaliningrad allemaal links aan om over die Schoorwal naar Klaipėda in Litouwen te fietsen.
Als je op Google Earth kijkt, ziet de andere kant van de lagune, het binnenland dus, er minstens zo interessant uit. Ik ben geen geoloog en misschien zeg ik iets doms, maar eigenlijk lijkt wat je daar ziet wel op West-Nederland in een vroeger stadium van zijn geologische geschiedenis. Een moeras groeit in een lagune achter een duinenrij. In Nederland kun je de duinen nog zien, maar de moerassen zijn allemaal drooggelegd en volgepropt met mensen en koeien. Met die moerassen in Kaliningrad kun je misschien wel een stukje van het verleden van Nederland zien dat hier verdwenen is.
Daar komt nog bij dat de Duitsers daar enthousiast aan het droogleggen zijn geweest, maar de Russen dat allemaal maar moeilijk vonden en vanwege de lagere naoorlogse bevolkingsaantallen ook niet nodig. Veel oude polders zijn zodoende verwilderd. Drassige groene oerwouden dus, groter dan het Naardermeer, minder kapotgehypet dan de Oostvaardersplassen, en met een recenter verleden van menselijke bewoning dan de Biesbosch.
Het geheel aan moerassen heet in het Duits van oudsher Elchniederung, elandslaagte. Die beesten schijnen er tot in de twintigste eeuw nog rondgelopen te hebben.
Het platteland van Kaliningrad
Om daar bij de hoogveenmoerassen van het Boloto Bolsjoje Mochovoje oftewel Großes Moosbruch te komen, moet ik eerst de stad uit richting het oosten. Om een klaverbladknooppunt in de grote weg te vermijden, rij ik door een woonwijk in aanbouw, waar ik de eerste nieuwbouw-kerken tref:
Tot nog toe had ik nauwelijks orthodoxe uientorens gezien. Wel hebben veel dorpjes een ruïne van een Duitse kerk. Het zal ermee te maken hebben dat de regio Kaliningrad door de antireligieuze Sovjet-Unie is gekoloniseerd.
Het is zondag, en dat is ook in Rusland blijkbaar de dag om je strakke pak aan te trekken. Buiten de bebouwde kom word ik al gauw door een wielertoerist ingehaald, en even later komt er een dubbele waaier tegemoet. Het is wel iets stedelijks; verder op het platteland kom ik geen andere fietsers meer tegen dan oude mensjes die op hun degelijke Sovjetfiets van Adler of Aist naar een dorpswinkeltje sukkelen.
De dorpen worden allengs rommeliger. In de miezer lijkt ook het stadje Polessk (ooit Labiau) grauw en verwaarloosd. Een centrum met wat sfeer is er niet, hier en daar zitten langs de weg winkeltjes of proberen baboesjka’s groenten en fruit te slijten. Voorbij Polessk ligt veel landbouwgrond braak:
Door zo’n landschap rij ik een kilometer of twintig, daarna volgt tien kilometer moerasbos. De weg is groot en goed en doet voor een Nederlandse tachtigkilometerweg niet onder, maar er komt vaak minutenlang geen auto langs. In het plaatsje Zaljesje (Liebenfelde) kan ik boodschappen doen voor avondeten en ontbijt. Daarna ga ik zo’n twintig kilometer een binnenweg in rijden naar Gromovo, een dorpje aan de rand van het hoogveen, waar de weg doodloopt op een kapotgeschoten en nooit herstelde brug. Daarachter heeft het moerasbos het land op de mens terugveroverd.
Zaljesje bestaat, voor zover ik het van de fiets kan overzien, uit een kruispunt met daaromheen een vervallen graansilo, een ruïne van een Duitse kerk, een matig onderhouden monument voor het Rode Leger, en ten slotte een winkeltje met de naam “Winkel nr. 39”. In die winkel attendeert de caissière me erop dat twee van de vier spullen die ik heb gepakt over de datum zijn. Allez, dan pakken we andere, en ik eet nog wat fruit en begin aan het weggetje naar Gromovo.
Na een anderhalve kilometer zie ik links in de berm een man liggen. Hij ligt naast zijn fiets op zo’n manier dat het er niet uitziet alsof hij daar ordentelijk van afgestapt is. Een auto scheurt voorbij. Wat zal ik doen? Toch maar even kijken. De man ligt met zijn bovenlijf in de berm, zijn benen steken in een droge greppel, en hij heeft een hand onder zijn hoofd gelegd. De fiets ligt een beetje op de weg. Noch de fiets, noch de man vertoont sporen van ongelukken of geweld. Er scheurt weer een auto voorbij die niet op- of omkijkt. Zou die man hier een gekende dronkenlap zijn, en zuchten die automobilisten als ze die groene fiets uit de berm zien steken al van “Och och, daar ligt Sergej weer”? Ik stap maar weer op de fiets, ondanks dat de zon erdoor komt met een slecht gevoel.
Rond Zaljesje was wat landbouw, maar al gauw kom ik weer tussen bos en rietvelden te rijden:
Het is windstil en tijdens het fietsen door het moeras word ik gemugstraald. Het maakt het moeilijk van het bijzondere landschap te genieten. Ik begin al een beetje om me heen te kijken naar kampeerplaatsen, maar de meeste plekken zijn uiteraard te drassig.
Na een anderhalf uurtje begint de lintbebouwing van Gromovo, vroeger Lauknen geheten en in de nazitijd ook nog even Hohenbruch genoemd omdat “Lauknen” uit het Litouws komt en de raszuivere Germaan geen Untermensch-talen gebruikt om zijn woonplaats aan te duiden. Na de deprimerende zooi in Zaljesje valt dit nog twintig kilometer verder van de beschaving gelegen dorp alles mee. De in Noord-Duitse stijl gebouwde huizen doen vertrouwd aan, en op straat maken buren gezellig een praatje tijdens hun avondwandeling met de hond. Er staan wat informatieborden over de natuur, jammer genoeg alleen in het Russisch, maar er is iets te zien over wolven en een boswachter die trots poseert aan de rand van het hoogveen.
Aan het einde van het lint is een t-splitsing. Aan de kop van de weg is een muur met een poort. Een auto is bezig bagage in te laden; een gezin gaat naar huis na een weekendje weg, lijkt het. Rechtsaf is volgens OpenStreetMap de oude doorgaande weg, naar de nu vernietigde brug en verder naar Schenkendorf en Alt Friedrichsgraben. Ik passer wat vervallen huizen. Bij een ervan slaan wel vijf honden aan, zonder dat er een teken van menselijk leven is te zien. De weg is hier niet meer dan een blubberspoor. Als die honden naar buiten kunnen en mij aanvallen, heb ik een probleem. Ik rij zo gauw mogelijk door en na een knik naar links kom ik op een oude kinderkopjesweg door een moerasbos:
Zenuwachtig hobbel ik door, angstig dat mijn fiets zal gaan slippen op de gladde keitjes. Ook is het al zes uur, en rommelt het in de verte, en moet ik nog op zoek naar een slaapplaats. Er zijn in het dorp niet echt voorzieningen, maar zo maar je tent opzetten vlak bij huizen is ook weer zo wat. Maar eerst wil ik nog naar de plek die ik Yandex Maps inspecterend in Amsterdam al op mijn verlanglijstje zette:
De vernielde brug van Gromovo! Zo ziet het er dus uit als de mensheid ten onder is gegaan. Afgebrokkeld beton, verwrongen wapenstaal, en daarachter alleen nog het water en het woud. De rivier nagenoeg stilstaand en dichtgegroeid, zoals de Amstel en de Vecht er ook bij gelegen moeten hebben voor de komst van de boeren en later de pleziervaart.
Je ziet rechtsvoor ook dat ik niet de enige ben die deze plek kan waarderen, al ben ik misschien wel een van de eersten die er zo’n eind voor reist. Het lijkt een populaire zwem- en kampeerplek voor de plaatselijke nozems, maar helaas kan ik er deze avond niets mee. De steekfrequentie ligt op zo’n vijf muggenbulten per seconde dus ik kan er niet te lang blijven.
Witte huizen
Terug in Gromovo - de blaffende honden bijten ook nu niet - zie ik vier ouderen, twee vrouwen en twee mannen, lachend op een bankje zitten terwijl een van de mannen gitaar speelt. Die beschaafde uitbundigheid ziet er aandoenlijk uit na alle lompe rommel van vandaag. Zelfs de alcoholgeur die de mannen toch verspreiden kan de pret niet helemaal drukken. Ik groet ze met “Zdravstvoejte”, en daar houdt mijn Russisch dan ook wel weer op. Anglijskij? Njemetskij? Nee.
Nu moet ik met een vriendelijke glimlach het gevoel van aangenaam contact vasthouden terwijl ik ondertussen met mijn telefoon piel om Google Translate met een cyrillisch toetsenbord opgeroepen te krijgen. Ze willen me wel iets vragen, maar als ik ze met gebaren voorstel dat ze het op mijn telefoon intikken, reageren ze lachend alsof ik ze heb gevraagd op hun hoofd te gaan staan. Internet, smartphones, computers? Wij? Op deze leeftijd?
Dan begin ik maar met een vraag. “Do you know a place where I can camp tonight?” tik ik in (Google Translate werkt vanuit het Engels beter dan vanuit het Nederlands), en laat het Russische resultaat aan hen zien. Er lijkt discussie te ontstaan over wat er precies bedoelt wordt. Hmmm. Er is dus onduidelijkheid, en er is geen ruimte om eenmaal ontstane misverstanden weer recht te zetten. Ieder verzoek tot opheldering kan zelf weer verkeerd worden begrepen en je verder van huis brengen.
Gelukkig komen ze wel met een werkbare oplossing. Er is zelfs geen telefoon meer nodig. Er wordt gewezen en in staccato uitingen gesproken. Voor één keer is mijn Duolingo-Russisch bruikbaar. Terug naar het zuiden moet ik. Tsjetyrje kilometra, vier kilometer. Dva bjelich doma, twee witte huizen. Ik meen iets van Jürgen te horen, en Njemetskij. Vier kilometer naar twee witte huizen waar een Jürgen woont die Duits is. OK. Lachend speel ik nog een paar akkoorden op de gitaar en zwaaiend gaan we uit elkaar.
Nou weet ik nog niet precies waar ik aan toe ben natuurlijk. Heeft die Jürgen een bed and breakfast, of is dat gewoon zo maar iemand die Duits spreekt, en die dus verbaasd, mogelijk zelfs ontstemd zal zijn als er een ongeschoren Hollander aan zijn deur staat met een fiets die in steenkolenduits om een slaapplaats komt bedelen?
Je houdt het niet voor mogelijk, maar na 3,9-nogwat kilometer staan er inderdaad twee witte huizen (en een derde, maar dat zie ik wel door de vingers). Er hangt bij één daarvan ook een spandoekje in het Duits buiten dat verband houdt met het afgelopen EK voetbal. Het klopt.
Maar wat nu? Een hond staat bij het hek alweer hard te blaffen, het lijkt niet verstandig daar zo maar de tuin in te lopen. Er staat nog een man spullen uit een busje te lossen bij een ander wit huis. Ik laat de telefoon met de vraag aan hem zien. Hij wijst naar dat huis, maar houdt er ook nog een heel verhaal bij dat ik niet volg. Even weet ik niet wat nu wijsheid is. Het derde witte huis ziet eruit alsof het een vakantiehuisje is, met een uitgelaten groot gezin dat een spelletje speelt aan de picknicktafel in de tuin. Dan besluit ik, dat als Jürgen mij niet spontaan ontwaart als die hond een minuut lang tekeer gaat, en er geen uithangbord ofzo is, ik maar beter verder kan gaan. Bij een picknicktafel langs de weg, verscholen achter een kleine bosschage, past de tent precies:
Aan zulke momenten kan ik lang een naar gevoel overhouden. Dikke kans dat ik mijzelf nou een ontmoeting met een gastvrije, enthousiaste Duitser door de neus heb geboord, die met plezier de alle vragen had beantwoord waar ik mee rondloop na een dag in deze vreselijk interessante streek waar helaas niemand mij verstaat. In plaats daarvan lig ik weer de eenzame verlegen jongen te zijn tussen de natte spullen in mijn tent. Helemaal van Nederland naar fucking Gromovo gefietst, en dan daar niet even durven aankloppen. Zucht.
Toegift van het moeras
Mijn tent staat mooi bij het beginpunt van een bosweggetje naar het hart van het moeras, het wilde hoogveen van het Großes Moosbruch. ‘s Morgens ga ik even kijken. Elders hier wint de natuur terrein terug, maar dit veen is überhaupt nooit van de mens geweest:
Die morgen heeft de route nog een extraatje in petto. Er loopt een weggetje binnendoor van de weg Zaljesje - Gromovo naar de weg Bolsjakovo - Gastellovo, zodat ik over rustige landweggetjes naar Litouwen kan peddelen. Het is een steenslagweggetje door het onstuimig opgeschoten groen. Na enkele kilometers kom ik bij de rivier de Loegovaja:
Dit is de oblast Kaliningrad in een beeld: Duits vernuft, nagenoeg verwoest, belaagd door verwildering, maar met Russische koppigheid toch behouden. Ophaalbrug stuk? Met wat extra stalen profielen vastlassen en karren maar.
Terug naar Schengen
Na dit wonderlijke plaatje gaat het weer in omgekeerde volgorde door de landschapstypen terug naar de droge en vaste grond bij Slavsk. Na een droge start begint het langzaam weer te regenen. Slavsk is weer een rommelplaats met een opgebroken hoofdstraat, een Leninbeeld, een verwaarloosd Sovjet-sportpaleis en een grote verkiezingsposter van de communisten.
De grensplaats Sovjetsk (Tilsit, bekend van de kaas) is er in het centrum beter aan toe. Je moet eerst nog kilometers kinderkopjes afhobbelen langs oude fabrieken, maar dan kom je in een centrum met een opgeknapte stoomlocomotief voor het station, mooie jugendstil-gevels, een net voetgangersgebied en ja, ook hier een Leninbeeld:
Bij een bushokje kan ik overdekt mijn middageten weghakken. Ja, dat is echt het juiste woord, ik heb daar volgens mij anderhalf brood met honing en kaas opgepeuzeld. Dat gaf een zwerfhond de tijd eens uit te rusten met mijn voorwiel als hoofdkussen:
Een tienermeisje dat op de bus wacht, leent met handen en voeten mijn zakmes om voor de hond een stuk worst af te snijden.
Voor de grenspost staat een rij auto’s. Ik sluit braaf aan, maar een automobilist komt mij driftig gebarend vertellen dat ik naar de voetgangerspassage achter de auto-loketten moet. Als ik al onderweg ben, stuurt hij ook nog zijn ongeveer zestienjarige dochter de regen in om het nog eens in het Engels uit te leggen. De douaniers doen ook niet moeilijk, gebaren mij vriendelijk welke kant ik op moet en controleren niet eens mijn bagage. Het lijkt erop dat iedereen bij slecht weer extra aardig is voor een fietser.
En zo komt er na goed 48 uur alweer een einde aan mijn verblijf in dit unieke stukje Europa. Het was een belevenis, en ik zie al nieuwsgierig uit naar het Russische “vasteland” waar ik over een krappe week ga aankomen.