Het verhaal van de Grenzsteintrophy
Goed. Ik heb mountainbiken altijd een charmante sport gevonden, maar er wegens gebrek aan talent en gelegenheid nooit veel aan gedaan. Maar bikepacking-evenementen leken me zo bijzonder dat ik me niet kon inhouden. Dus meldde ik mij dit voorjaar aan voor de Grenzsteintrophy, kocht ik een tweedehands mountainbike, en ging ik er eens voor.
Bikepacking is het genre van fietswedstrijd dat is ontstaan door imitatie van de Tour Divide. Meestal hebben de evenementen de volgende kenmerken:
- Ze gaan over een zeer lange afstand, honderden tot duizenden kilometers. Dat betekent dat je zult moeten eten, inkopen doen en slapen onderweg.
- Er is geen etappe-indeling. Je start, en de klok stopt pas als je bent gefinisht. Efficiënt eten, slapen en inkopen is dus onderdeel van de sport.
- Het is niet toegestaan voor de start al ondersteuning (slaapplaatsen, bevoorrading, fietsonderhoud, …) te regelen voor onderweg.
- De route is gegeven als een GPS-track, zodat het een soort GPS-speurtocht met je navigatie-apparaat wordt.
- Er is geen formele organisatie en geen inschrijfgeld. Het “evenement” is beperkt tot een GPS-track en een tijd en plaats voor de start.
De Grenzsteintrophy (GST) is zo’n evenement, waarbij je dus zo’n 1230 kilometer fietst over betonplatenwegen, bospaden en wat verdwaalde stukjes asfaltweg langs de vroegere grens tussen West-Duitsland en de DDR, van de Tsjechisch-Duitse grens naar de Oostzee bij Lübeck. Specifiek voor de GST is dat er vanuit de organisatie uitdrukkelijk geen wedstrijd is. Je mag proberen zo snel mogelijk te fietsen, en er zijn ook mensen die dat doen, maar wie onderweg liever zoveel mogelijk orchideeën wil spotten of nader in contact wil komen met zijn/haar diepere zelf handelt ook geheel in de geest van de GST.
De race
Ik was eigenlijk wel benieuwd hoe goed ik dit soort dingen kan, dus ging het er mij wel om zo snel mogelijk te rijden. Het ging me niet zo zeer om de onderlinge competitie met andere snelheidsduivels, maar ik wilde wel aankomen aan de Oostzee met het idee dat ik er alles aan gedaan had om daar zo snel mogelijk te komen. “Zo snel mogelijk” dan wel onder de voorwaarden dat ik nog schoon genoeg moest blijven om in bakkerijen en restaurants te kunnen zitten, ik wakker genoeg moest blijven om veilig aan het verkeer deel te nemen en ik er geen blijvende lichamelijke problemen aan ging overhouden.
Hoe is dat gelopen?
We begonnen op donderdag 15 juni met een gezellige proloog in Berlijn, waar we de ongeveer 160 km lange omtrek van West-Berlijn reden. Het materiaal waar mensen zoal mee aan kwamen zetten maakte een imponerende vertoning:
Het beeld dat ik daar kreeg van de gemiddelde bikepacker: zwaar fietsverslaafd, sjieke fiets, voorbij de fysieke topleeftijd, mooie kampeerspulletjes in een goed doordachte bepakking. Wat de doorsnee bikepacker niet is, is een atleet die leeft volgens rust, regelmaat en strikte trainingsschema’s. ‘s Avonds gaat het bier er met liters door, en in een pauze steken GST-oudgedienden Walter en Gunnar zelfs een peukje op.
Van tevoren had ik al bedacht dat bikepacken waarschijnlijk meer gaat om planning en mentale veerkracht dan om fysieke kracht en uithoudingsvermogen. Je moet hele dagen fietsen, en daarmee doorgaan als het tegenzit. En het gáát tegenzitten, want het is statistisch extreem onwaarschijnlijk dat er in zo’n lange rit niet eens wat stuk gaat, er geen slecht weer komt, enzovoort. En ik heb dit nog nooit gedaan, en ik zal dus onderweg nieuwe dingen moeten gaan leren, temidden van de stress van een wedstrijd. Korter of juist langer aan één stuk doorrijden, nieuwe dingen ontdekken om te eten, mijn bagage op een andere manier indelen, dat soort dingen. Dat kan natuurlijk ook een keer mis gaan.
Bij het startpunt op de grens met Tsjechië maakten we nog even een groepsfoto:
en dan vertrokken we om 8 uur. Het begon meteen met een stevig stukje Platten, maar je kon er daar nog prima op rijden. Iedere Platte heeft 4 x 7 = 28 gaten van 3 bij 8 cm voor gewichtsbesparing en ontwatering. Hier waren die gaten mooi dichtgegroeid met gras en kon je zonder veel concentratie over de zooi heen fietsen.
De eerste dag blijven we met de grens vooral langs riviertjes rijden, waardoor de route betrekkelijk vlak en afwisselend blijft. Weitjes vol orchideeën, ruwe bergbeken en stille stuwmeertjes liggen langs de route te bakken in de zomerzon. Het schiet een stuk harder op dan ik had verwacht, en ergens rond de middag ben ik al bij Blankenstein, waarvan ik had gedacht dat het op zaterdagmiddag de laatste inkoopmogelijkheid voor de komende 48 uur ging worden.
Eten
Wat ik daar in Blankstein op de band zette was het volgende:
Je ziet hier: een beker karnemelk, sinaasappelsap, gemengd gedroogd fruit en een pak rozijntjes.
Ik had een beetje nagedacht over wat je onderweg moet eten. De Schijf van Vijf bestaat ruwweg uit gezonde vetten (olieën, noten etcetera), groente, fruit, koolhydraten (pasta, aardappels, brood) en eiwitten (zuivel, vlees, peulvruchten). Groenten zijn uiteraard het fundament voor een gezonde levensstijl, maar je gaat er helaas niet harder van fietsen en het neemt zowel in je bepakking als in je spijsverteringskanaal te veel ruimte in. Dan hou je de andere vier groepen over. Aangezien ik onderweg geen kookspullen heb, vallen de dingen die je warm moet bereiden ook af. En dan ben ik ook nog vegetariër. En dan hou je over: noten, fruit, brood/koek en zuivel. Gedurende de tocht kwam ik er ook achter dat je na een tijdje ook wel zin krijgt in iets zoutigs en hartigs, wellicht om het zout aan te vullen dat je door zweten verliest. Borrelnootjes (50% koolhydraten, 25% vet, schandalige bakken zout) boden uitkomst. Ik heb er gaandeweg kilo’s van weggeknabbeld.
Slapen
Zo rond 9 uur ‘s avonds ging de zon aanstalten maken onder te gaan, en bevond ik me bij Neustadt bei Coburg. Ik had eigenlijk geen idee hoeveel slaap ik nodig ging hebben tijdens zo’n onderneming, maar ging er in het begin maar van uit gewoon het daglicht te volgen. Zo tegen zonsondergang ging ik dus op zoek naar een bivakspot. Die vond ik bij een bankje naast een visvijver. Regen werd niet verwacht dus ik deed geen moeite mijn tarp op te spannen. Zo in de open lucht in mijn slaapzak wilde het met de slaap niet zo vlotten. Ten eerste sta je natuurlijk nog helemaal “aan” van al dat fietsen en lig je zeker het eerste halve uur nog te stuiteren in je slaapzak. Ten tweede was mijn slaapzak te warm. Dat had ik eigenlijk moeten zien aankomen toen ik tijdens de try-out met Pasen zo lekker lag te slapen bij temperaturen tegen het vriespunt! En de slaapzak open gooien is zonder tent ook geen optie, omdat je dan lek gestoken wordt door de muggen. De DEET-spray die ik bij me had hielp goed maar deed het probleem niet helemaal verdwijnen, en daarbij zat mijn huid onder de schrammen en wondjes van de begroeiing langs de track, zodat het me geen slim idee leek er kwistig agressieve middelen op te gaan sproeien.
Wakker worden
De wekker stond om kwart over vier. Dan is het een kwestie van inpakken, ontbijten (roggebrood met jam) en gaan rijden. Dat rijden ging nog niet zo denderend. Ik was moe van de slechte nacht, en had best trek in meer eten. Ik was nu vrij eenzaam geraakt; waar ik gisteren nog de hele tijd andere deelnemers tegenkwam als ik even stilstond of zij dat deden, was de weg nu voor en achter mij helemaal leeg. De route was betrekkelijk beschaafd en passeerde vele gehuchten, maar die zijn op zo’n frisse, mistige zondagochtend op hun meest uitgestorven.
Redding uit deze landerige toestand kwam van een onverwachte truckersstop bij een tankstation. Ik zat daar een twintig minuten stil, voor het eerste deze “race” buiten de nacht, en werkte er koffie, twee broodjes en een blikje Red Bull weg. Water bijvullen, plassen en weer doorgaan. Tot mijn verbazing passeerde er in die tijd geen enkele andere deelnemer. Met dank aan de cafeïne vond ik daarna weer een lekker vlot ritme.
De ellende rond Tann
Daarna begon er een eindeloze sleur van Platten door de heuvels, soms in het bos, soms tussen de weiden en graanvelden. Dikwijls werd de weg zo steil dat je moet lopen met je fiets. De ervaren cracks hebben me al verteld dat je daar zonder meer aan moet toegeven. Steeds tot het uiterste gaan om te blijven fietsen zou je gauw genoeg opbreken, en door te lopen kun je nog eens andere spieren gebruiken. Een enkele keer passeer ik een dorpje waar net een Beierse kermis met Lederhosen en bierpullen gaande is. Tegen vijven ‘s middags passeer een camping met kiosk aan een recreatieplas, waar ik maar even een groot bord Pommes weghak en de plee gebruik. Weer passeert er niemand terwijl ik daar op het terras zit.
Naarmate we het Rhön-gebergte naderen komt er steeds meer gekheid in de route, zoals deze passage waar de betonplatenweg helemaal met bos begroeid is geraakt:
Ik gooi mijn slaapzak weer na negenen onder blote hemel uit, dit keer pal langs de betonplatenweg van de DDR-grenswacht, in de voormalige Todesstreifen. De hekken en wachttorens zijn verdwenen, en de strook is nu een ruw grasland waarlangs om de honderd meter een hoogzit staat voor de jagers. Voor konijnen werkt het hier nu niet veel anders dan voor mensen indertijd.
De warme nacht blijft vervelend plakkerig in de slaapzak, maar ik ben er al wat beter aan gewend dan gisteren.
Dag 3 is achteraf bezien de zwaarste van de rit. De grens gaat met een grote slinger om de plaats Tann door het Rhön-gebergte (UNESCO-bio-fucking-sfeerreservaat, no less!). Er zijn weinig waterpunten en geen gelegenheden tot inkopen. Mijn idee was om te fietsen tot een bepaalde asfaltweg waar ik dan drie kilometer van de route kan afwijken om in Tann inkopen te doen. Voor het zover is wachten er helaas weer een aantal survivalpassages in het bergwoud. Op een gegeven moment eindigt de weg in een leemgroeve, en volg ik eerst zonder fiets minutieus de GPX-track door het kreupelhout om eens te kijken waar er weer een weg begint. Eenmaal uit het kreupelhout zie ik dat de groeve eigenlijk middenin het pad gegraven is, en de beste optie dus is de fiets recht tegen de gegraven wand op te hannessen en boven weer verder te fietsen. Zo gezegd, zo gedaan, en boven word ik “slechts” gehinderd door brandnetels, braamstruiken en jong bos op de weg. Wel valt me hier op dat ik geen sporen van anderen zie: lig ik nou voorop?
Hongerig boodschappen doen in Tann wordt een drama: door een verborgen inrit en een houtwal die hem aan het zicht onttrekt, rijd ik de supermarkt meer dan een kilometer voorbij. Ik laat mijn telefoon liggen bij de bakker waar ik dan nog een koffie en een broodje ging eten. Het zal zeker twee uur geduurd hebben voor ik weer terug was bij de route. In de tussentijd heb ik naast de inkopen wel vier donuts, een broodje en een taartje, een pak appelsap én een liter chocolademelk weggewerkt.
Voorbij Tann wordt de route wat minder maf, en diesel ik lekker verder. Tegen de tijd dat Point Alpha, een oude Amerikaanse observatiepost en een bekende mijlpaal op de GST-route, in beeld komt begin ik echter alweer hongerig te worden, en zit ik zonder water. Wandelwegwijzers geven een aantal kilometers aan dat voor mij ook wel ongeveer klopt, en vol verwachting tel ik af. 9, 8, 7…. Als het blauwe museumgebouw en de zendmast eindelijk recht voor me liggen, voelt het ineens alsof ik naast voor- ook achtervering heb op mijn fiets. Ik kan niet anders dan verrukt zijn over de timing van deze lekke band. Lekker plakken met een koude cola in de hand bij het museum!
Bij Point Alpha aangekomen blijkt er echter niets te doen. Als ik door de schuifdeur naar binnen loop, ben ik uit de brandende zon, maar de overige aspecten van de verlossing die ik verwachtte zijn er niet. Alle deuren vanuit de entreehal zijn dicht. Er is wel een receptioniste aan wie ik vijftig cent betaal voor het toilet. Haar Kollege van de catering is leider nicht da. Zucht.
Voorbij Point Alpha fiets ik verder richting Vacha, waar ik maar eens in een hotel wil gaan slapen. Voor ik daar ben word ik door de track nog even een weiland ingestuurd, waarna ik met een privé-brug van betonplaten zonder leuning een riviertje oversteek, en dan een spoorlijn moet oversteken om gelijk daarna een anderhalve meter diepe droge greppel te kruisen en me honderd meter een weg door een braamstruikenveld te banen. Na deze grap wordt ik wel beloond met een schitterend Thürings vakwerkstadje waar ik een kamer kan huren in het monumentale hotel Adler aan het marktplein.
Als ik daar op het terras een vegetarische mega-omelet met onverwacht niet helemaal vegetarische Bratkartoffeln zit op te peuzelen, komt er een in het zwarte gehulde fietser het plein op gereden. Hee, dat is Ole! Ik roep hem en hij komt er nog even bij zitten om een bord pasta weg te kauwen. Het is voor het eerst in meer dan 48 uur dat ik weer een andere deelnemer tegenkom. Ole, fietskoerier Thomas uit Berlijn en ik blijken de voorste drie in GST te zijn. Zoals dat dan gaat deze trip praten we naast fietsen ook over de persoonlijke ervaringen met de Duitse hereniging. Tot mijn lichte verbazing gaat Ole om half tien nog een stukje verder fietsen, terwijl ik richting mijn hotelkamer ga voor een wat uitgebreidere nachtrust dan ik de afgelopen dagen gehad heb.
Ik bestel ontbijt voor 06:30 en ga om 22:15 slapen met de wekker op 6 uur. Da’s een rijkelijke bak slaap, maar ik merk van mijzelf dat ik minder besluitvaardig word en me ‘s morgens erg slaperig voel. Spullen uitkiezen in de supermarkt kost me meer tijd dan het zou moeten. Bovendien eist rijden op de slechte bospaden en betonplaten concentratie. En Ole zei dat ie ook pas om 8 uur ‘s morgens was weggereden.
De volgende morgen plunder ik het ontbijtbuffet kaal. Muesli met melk en honing is mijn favoriet. Hotel Adler is helemaal zoals je je een rustiek hotel in een Oost-Duitse provinciestad voorstelt, op een positieve manier. Monumentaal pand, onverwoestbare oude houten meubels, zorgzame uitbaatster. Er is niet heel veel veranderd sinds 1955, maar wat er veranderd is, is een kleine verbetering (denk aan de installatie van een kleurentelevisie of een espresso-apparaat). De enige grote concessie aan de eenentwintigste eeuw is de popzender waarop de radio staat afgestemd. “Club goin up, on a Tuesday” dreint gedurende de hele verdere GST in mijn hoofd terwijl ik over de Platten stamp.
Op naar de Brocken
Als dag 3 de zwaarste was, dan dag 4 de makkelijkste. Uitgeslapen, verrijkt met wat extra tips van Ole en aangenaam verrast dat ik vooraan meedoe in de race, zoef ik het hier betrekkelijk tamme parcours af. Met mijn materiaal, een wedstrijd-MTB met alleen aan de voorkant vering en een ligstuur voor de vlakke rechte stukken, ben ik nu ook in het voordeel ten opzichte van de mensen die onderweg zijn met meer tractorachtige vehikels die zijn voorzien van achtervering, extra brede banden of zeg maar ommundig verschrikkelijk brede banden:
Ik fiets de hele dag in de zon langs het ene schilderachtige plattelandstafereel na het andere, en geniet van de droge geur van de rijpende tarwe langs de weg. Van Ole heb ik meegekregen dat je te pas en te onpas halve liters Apfelschorle moet bestellen in kroegen terwijl je op het toilet je ding doet en je watervoorraad bijvult. Zo ook bij deze oud-Oost-Duitse Landgasthof in Großburschla:
De dag eindigt bij een schuilhut bij het dorp Kirchgandern, waar ik droog kan liggen zonder met mijn tarp te gaan klooien. Het mooie is dat Duitsland vol staat met zulke schuilhutten én dat ze in OpenStreetMap zijn ingevoerd zodat je er gepland naartoe kunt rijden.
Dag 5 is dan de dag dat het moet gebeuren: de Brocken over! De Brocken is de hoogste berg van Noord-Duitsland, 1141 meter boven zeeniveau. Op de top heerst, door de onbeschutte ligging aan de rand van de Noord-Duitse laagvlakte, een hooggebergteklimaat. De top moet daarmee het dichtst bij Nederland gelegen stukje land boven de boomgrens zijn.
De Brocken is op de GST-route de belangrijkste mijlpaal, omdat het niet alleen de hoogste, maar vooral ook de laatste berg is. Na de Brocken wordt het nagenoeg plat. De veteranen meenden voor de start dat als je maar bovenop de Brocken bent, het ergste er wel op zit. Ik heb daar nog mijn twijfels over, tijgeren met de fiets door het kreupelhout is immers ook lastig genoeg zonder hoogteverschillen, maar het is wel een richtpunt om je scherp te houden.
Dag 5 begint alweer minder. Ik heb slecht geslapen, en tot overmaat van ramp kreeg ik om kwart voor vier nog een telefoontje van een hostingbedrijf dat er een probleem was met een van de systemen van mijn werkgever. Ik heb honger en dorst en moet naar de WC, maar het is weer een dikke 30 km GST-route tot de eerste tekenen van beschaving en geopende winkels in Nesselröden. Aldaar raak ik in de war van de gecombineerde bakker en supermarkt en vergeet bijna mijn supermarktboodschappen af te rekenen. Ik moet ze weer uit mijn tassen opdiepen om ze op de band te leggen - ook dat is een manier waarop vermoeidheid je dwars kan gaan zitten. Een toilet is er niet dus water tanken moet wachten tot bij een zoveelste Duitse-delingmuseum, waar ik mijn afgeleefde zelf maar even op de foto zet:
Ondertussen lig ik weer voorop in de race door mijn efficiënte schuilhutovernachting, maar na een tijdje word ik ingehaald door achtervolgers Thomas en Ole. Ze zijn betere dalers dan ik en ik raak ze kwijt als er na een afdaling een moeilijk te vinden pad moet worden genomen tussen een stel privé-visvijvers door. Net voor de klim naar de Brocken kom ik ze nog even tegen bij een bakkerij in Walkenried:
Ze vertrokken net toen ik daar aankwam. Ik zou ze verder niet meer terugzien deze GST. Ik was een kwartiertje later weer bij de bakker weg, en dacht ze misschien op de top van de Brocken wel weer te zien, want met mijn lichte fiets en lichte zelf zou ik toch redelijk rap moeten kunnen klimmen. Achteraf zie ik op de Strava-flyby’s echter dat Ole en Thomas er in de klim naar de Brocken nog een half uur voorsprong bij gewonnen hebben. Toen ik eindelijk boven was en constateerde dat zij tegen mijn verwachting in alweer vertrokken waren, zaten zij al zo’n beetje aan het bier beneden in Stapelburg.
Boven op de Brocken was er een mooi uitzicht, maar anders dan verwacht geen horeca. Het is fris, ik krijg pijn in mijn knieën, ik begin mijn polsen te voelen terwijl ik in mijn rechterduim het gevoel juist kwijtraak, en dan mag ik nog even 500 hoogtemeters gaan afdalen over übersteile betonplaten. Feest. Bij de stuwdam genaamd Eckertalsperre schakelt de route over op goede bospaadjes. Ik sta er nog eens tien minuten te wachten tot mijn waterzak vol is onder het zeikstraaltje van het drinkfonteintje dat daar is ingericht.
Op dit punt is het voor mij klaar. Ik ben moe, mijn lijf begint tekenen van ongezond verval te vertonen en ik voel me vies van alle zweet. En dan krijg ik vannacht geen mooi hotel met bed en ontbijtbuffet, maar mag ik weer ergens een schuilhut zoeken om morgenvroeg snel roggebrood en honing weg te kauwen en weer op die rotfiets te springen.
Gelukkig is de verdere afdaling over bospaadjes probleemloos, en is er beneden bij Ilsenburg een keur aan schuilhutten. Uiteindelijk kies ik voor de “Waldkindergarten”, een ogenschijnlijk voor natuur- en milieu-educatie bedoelde hut vol met kinderformaat picknicktafels:
Als ik de volgende dag om kwart over vier mijn ogen open, kijk ik meteen tegen de platte voorband van mijn fiets aan. Tegenvaller, maar opnieuw geen heel verkeerde timing en een beetje handenarbeid is wel fijn voor de vingers en polsen die het eenzijdige fietsen nu goed beu zijn. Met ontbijten en wassen erbij ben ik pas om zes uur bezig met het laatste oppakken, als er een busje van de gemeentewerken achteruit de inrit in draait. Er stappen maarliefst vier kerels uit. “He, der hat hier gelagert!” constateren ze verbaasd maar gelukkig niet boos of ontzet. Ze komen voor het plaatselijke Schützenfest de tafeltjes opladen. “Keiner Stress!” is wat ze mij nog te vertellen hebben als ik gauw mijn spullen uit hun weg haal.
De kennismaking met het vlakke
Nog vijfhonderd kilometer is het nu naar de finish op het Oostzeestrand, en ik ben erg benieuwd hoe moeilijk dat nog gaat worden. Zou het in twee dagen kunnen? In het begin lijkt het er niet op. De route loopt over licht technisch singletrack langs het riviertje de Ecker, en het is met zo’n kronkelende track lastig navigeren en bovendien sta ik een paar keer naast mijn fiets door een volslagen gebrek aan basale MTB-techniek. Na een tijdje wordt de route beter en via redelijke landweggetjes kom ik in het eerste stadje met voorzieningen, Hornburg. Daar hou ik halt bij een supermarkt en bij een Konditorei, zoals ik dat inmiddels gewend ben. Ik moet denken aan mijn collega, die voor hij van Den Haag naar Zutphen verhuisde, een lijstje eisen van stedelijkheid opstelde waaraaan Zutphen toch zeker moest voldoen. De enige onvervulbare eis was dat je er moet kunnen ontbijten buiten de deur op zondagmorgen. Hier in Hornburg is het omgekeerd: er is niets, behalve een fantastische broodjeszaak waar je copieus kunt ontbijten in een fraai historisch steegje. Een dubbele espresso moet ervoor zorgen dat ik weer wat geloof in de onderneming krijg.
Dat lukt in het begin heel goed: na Hornburg volgen twintig vlakke kilometers over redelijk liggende Platten en stukjes goede gravel. Die stamp ik dan in mijn ligstuur makkelijk weg en ik begin weer te fantaseren over hoe ik morgenavond aan de Oostzee zou kunnen staan. Vandaag nog 150 kilometer vanaf hier, en dan een goed hotel vinden, uitgerust opstaan en rücksichtlos die laatste 300 k volmaken!
Als we echter weer een reeks onfietsbaar dichtgewoekerde onkruidpassages krijgen, is het weer afgelopen met de motivatie. Ik moet erkennen dat het me nog een dag extra zal gaan kosten, en daar zit ik nu echt even van te balen.
Nadat ik ‘s middags rond half twee de oude grensovergang Helmstedt-Marienborn ben gepasseerd, passeren er wat stevige buien met wind, regen en onweer. Echt noodweer blijft mij bespaard maar als ik enkele uren later om de haverklap over een omgewaaide boom moet klauteren, wordt me duidelijk dat het plaatselijk heel erg menens is geweest:
Terwijl ik die foto sta te maken komt mij ineens een andere GST-deelnemer achterop. Hij is niet zo heel spraakzaam, en moppert vooral af en toe hoe zwaar het is. Omdat ik met mijn telefoon in de weer ben vraagt hij of ik bezig ben een omrijroute te zoeken. Ik weet niet of ik die vraag moet duiden als een uitnodiging om de regels te overtreden (“Der Track ist verbindlich!”), of als een beschuldiging daarvan. Ik fiets harder door dan hij over de voor de verandering weer eens goede wegen, en als hij ergens stopt om te eten zie ik hem voor het laatst. Even later kom ik echter ineens ook nog Frank en Mike tegen, die ik op dag één ook al eens zag. Gek genoeg rijden ze de andere kant op. “Ist es dort gesperrt?” vraag ik, maar ze begrijpen mijn vraag eerst niet. Zij blijken net als ik braaf hun GPS-apparaat te volgen. “Wir sehen mal, wer recht hat!”. Hoe kan dat nou weer? Ik zie twee mogelijkheden: of ze hebben een stuk track afgesneden en de route per ongeluk verkeerd om opgepakt, of ze gebruiken een verschillende route van een eerdere editie.
Eigenlijk was mijn plan om nu in Brome een hotel te pakken; het is nog zo’n 30 kilometer naar het volgende plaatsje waar iets te slapen zou kunnen zijn, en als daar niets beschikbaar blijkt, nog eens zo’n eind naar het volgende. Met de GST-track weet je nooit of dat je geen uren en uren gaat kosten. Ik koos liever nu om 7 uur ‘s avonds eieren voor mijn geld dan dat ik daar straks in het donker ergens diep in het woud in een stortbui zou staan huilen. Door alle andere deelnemers die ik ineens tegenkom laat ik mij even door competitiedrang overvallen en rijd ik toch door na Brome, maar het begint gelijk al weer met stukken door een bos waar helemaal geen pad is, en bij de eerste kruising met een asfaltweg draai ik toch gauw terug naar Brome waar ik incheck bij Haus Tanne, een goedkoop pension waar vooral bouwvakkers voor hun werk logeren.
Bij de Chinees eet ik een hele “éénpersoons”-portie én een nagerecht. Als ik terug naar Haus Tanne wil lopen, kost het wat moeite de ober te overtuigen dat ja, ik écht naar buiten moet. Daarbuiten is namelijk de hardste regen die ik ooit gezien heb in volle gang. Als je een douche wil die je zo snel zo nat plenst, dan mag je je bij een aardig upscale sanitairwinkel vervoegen. Aangekomen bij het hotel plaats ik mijn buiten overnachtende fiets nog even weg van de hopeloos overlopende dakgootrand, was met frisse tegenzin nog mijn volgezwete kloffie onder de kraan, en val in slaap vol medelijden met de GST-deelnemers die nu buiten overnachten.
Weer een baaldag
Bij de Chinees had het gevoeld alsof ik eigenlijk in etappes had moeten eten: even de boel laten zakken en dan nog zo’n portie. Bij het ontbijt was daar gelukkig gelegenheid toe: eerst het buffet van het hotel, en toen daar de Brötchen op waren nog weer eens naar de Lidl voor drie kaasbroodjes en een liter chocolademelk die na opening van de fles stracciatella-drinkyoghurt bleek te zijn. Who cares, eiwitten en suiker!
De regen was verdwenen en ook de wegen lagen er vandaag niet bijzonder slecht bij. Nee, vandaag was het de eerste echte materiaalpech die dwarszat: de zool van mijn rechterschoen liet los. Gelukkig was ik kort voor Salzwedel en om geen risico’s te nemen ging ik daar maar op zoek naar nieuwe schoenen. Het provincieplaatsje (voormalig Oost) heeft twee fietsenmakers, en de tweede had gelukkig klikschoenen, één model voor weg en één voor MTB. Maat 46 hadden ze niet, maat 45 past gelukkig net. Op dat moment had ik geen idee, maar de Shimano M089 Torbal blijkt ook best een prima schoen voor je geld. Bedankt Fahrrad Rossi voor de snelle hulp!
Die grap kost mij weer een dik uur. Bij het uitrijden van Salzwedel passeer ik nog een dönertent, die tot mijn grote verbazing geen Red Bull blijkt te verkopen. Dan maar ongecafeïneerd het bos weer in. Daar is de bedoeling door te tuffen tot 18:30 en dan eens te kijken waar we staan. Om 18:30 kijk ik, en blijk het enige bevoorradingspunt net een paar kilometer voorbij gereden te zijn. Grrrr. Gelukkig hebben we nu gratis internet-roaming, en meent Google dat er in Gorleben, twee kilometer naast de track, nog een Edeka-supermarkt is.
Na passage van de zoutmijn en de wereldberoemde kernafvalopslag die daarin is ondergebracht, rol ik dan het plaatsje in. Op Hauptstraße 13 staat een fraai woonhuis, maar geen Edeka. Google zal er wel slecht mee kunnen hebben omgaan dat er wel een Edeka zit op de Hauptstraße 13 in een andere woonkern van dezelfde gemeente. In een restaurant bestel ik een wat karige pizza, en overweeg ik mijn opties. Het beste kan ik maar doorrijden, morgenvroeg heel vroeg opstaan, en met een ontbijt van het anderhalve zakje cashewnoten met cranberries dat ik nog bij me heb op een doldwaze jacht naar de Oostzee gaan. Het zal nog een dikke 200 kilometer zijn, en het is me al twee dagen niet gelukt om dat in het vlakke op het GST-parcours te rijden. Ik weet zelf ook niet waarom het morgen wel zou lukken, dus een vierde vlakke GST-dag staat inmiddels als helder afgetekend schrikbeeld aan de horizon. Houdt dit dan nóóit op?
Half gevuld met die pizza fiets ik het bos weer in, en span ik tegen tienen mijn tarp aan een dennenboom:
Regenworsteling naar Bleckede
De volgende morgen gaat om vier uur de wekker. Het heeft ‘s nachts goed geregend, maar onder de tarp is alles droog gebleven. Alles, behalve mijn fietsshirt dat half onder de rand uit piepte. Begin ik meteen weer met een vies gevoel.
Ik pak alles in, schuif de cashews met cranberries naar binnen, spot tot mijn grote verbazing een fouragerende das op 30 meter afstand, en zit om vijf uur op de fiets. In Dannenberg, het volgende plaatsje langs de route, ben ik verdomde snel. Ik had niet verwacht hier al open winkels aan te treffen, zie wel een pompstation met shop, maar rij door omdat ik nu eenmaal van plan was eerst 50 km naar Bleckede te rijden en dan inkopen te doen.
Na Dannenberg loopt het allemaal niet zo lekker. Het gaat regenen, en harder regenen. Ik wist dat cranberries diuretisch werken in grote hoeveelheden, en nu weet ik hoe diuretisch: ik moet ongeveer iedere tien minuten plassen. Ik kan me niet goed op de regen kleden, en na wat heen- en weerproberen dat ook weer tijd kost blijf ik uiteindelijk in alleen mijn kletsnat wordende fietsshirtje rijden. De route volgt zompige bospaden vol modderpoelen en stuurt me soms over een technische track waar ik beslist niet de state of mind voor heb, of dan weer gewoon eens dwars door een bos waarbij ik het pad zelf mag improviseren. Ik word er niet vrolijker van, wel hongeriger, en de uren tikken voorbij zonder dat er veel kilometers op de teller bij komen. Als ik dan eindelijk het bos uit kom en nog wat vlakke wegen door de uiterwaarden van de Elbe mag aframmen, kan ik daar niet meer blij van worden omdat het doel van vandaag nog aankomen wel heel ver uit zicht is geraakt. Ik heb 50 kilometer gereden in vijf uur. Op deze manier is het eind nog meer dan honderdvijftig kilometer weg, dus meer dan vijftien uur. Dat zou midden in de nacht worden, en deze route kun je niet in het donker rijden. Een extra dag lijkt nu een voldongen feit. Ik geef het op, besluit me niet langer druk te maken om hard te fietsen, en de resterende 160 km in twee dagen in fietsvakantie-modus te gaan afleggen. En die fietsvakantie zal beginnen met een decadente maaltijd hier in Bleckede.
Na drie koppen koffie en drie lunches (koffie + twee kaasbroodjes en een chocoladebroodje, koffie + broodje roerei met lente-ui, mozarella en tomaat, koffie + twee broodjes kaas) zijn mijn kleren opgedroogd en voel ik me klaar om met mijn tweedaagse fietsvakantie aan te vangen.
Bij Bleckede moet je met een pontje over de Elbe. Het gaat regenen, dus trek ik bij het wachten maar mijn vest en regenjas aan. Bij het fietsen geeft dat meteen weer zweterige problemen, en ik stop om weer te wisselen naar mijn fietsshirt. Een bende sportieve huisvrouwen met wie ik op de pont stond komt me voorbij. Zucht. Sta ik dan lekker met mijn snelle fiets met ligstuur.
De route volgt de dijk en even later komt er een twijfelmomentje aangaande de track: over de asfaltweg erlangs of over de onverharde kruin van de dijk? De resolutie van GPS is nou ook weer niet zo dat je eenduidig het verschil kunt zien, maar het wringt wel. Als ik nu het asfalt pak terwijl organisator Gunnar mij hier eigenlijk over de kruin wil hebben, heb ik dan nog wel echt in de geest van de GST gereden? Maar ik wil ook niet dat die huisvrouwen mij wéér inhalen. Ik blijf het asfalt volgen en zie aan het einde van de dijk aan een scherpe bocht in de track dat die echt over de kruin moet zijn getekend. Wat nu? Terug? Dat nooit! Hoe kom ik met zo’n manier van rijden ooit aan dan? Wat moeten de huisvrouwen denken? Ik pak gewoon het vervolg van de track op. De rest van de dag filosofeer ik wat over de precieze betekenis van “Der Track ist verbindlich!”, waarover wellicht nog eens meer in een latere post.
En dan toch
Filosoferend, en relaxed maar onophoudelijk fietsend, doorkruis ik over vlakke bosweggetjes het landelijke gebied tussen de Elbe en de Oostzee. Ik maak mezelf niet gek, kijk lekker om me heen en stop even om te eten als ik daar zin in heb. In Zarrentin blijkt er geen bakker ofzo meer open te zijn op zaterdagmiddag, en dus kar ik zonder kop koffie door richting Ratzeburg. Ik weet dat het vanaf Ratzeburg nog maar 67 kilometer is. Ratzeburg is daarmee de laatste plek waar het nog veel zin heeft om te stoppen en een hotel te nemen. Daarna ben je zo dicht bij de zee dat je liever die laatste kilometers ook nog afraffelt om van het gezeik af te zijn.
Daarbij weet ik al dat ik, Oostzee of geen Oostzee, vanavond in een hotel ga slapen. Ik ben gewoon té klaar met die muggen en de klamme hitte van buiten slapen. Maar ik weet ook dat ik een chagrijning onvoldaan gevoel ga krijgen als ik in een hotel zit met een goed bed en een lekker ontbijt zonder dat het werk erop zit. Hoe zitten we eigenlijk in de tijd? Het is 16:30. Als ik nu vóór pak ‘m beet 18:45 in Ratzeburg ben, sta ik daarna nog voor elven aan de Oostzee als ik 15 km/u gemiddeld kan halen. Deze middag zit ik, tot mijn lichte verbazing, op zo’n hoog effectief gemiddelde op de GST-track. Ik besluit dat ik in Ratzeburg, als het nog rond 18:30 is als ik daar ben, eens op de kaart te kijken wat de route verder brengt. Als die er overwegend goed uitziet, ga ik toch weer proberen de Oostzee te halen!
Tussen Zarrentin en Ratzeburg liggen nog wat meertjes, waar de route met wat singletrack met klimmetjes langs gaat. Bij een kerkhofje tap ik nog weer één keer mijn waterzak en bidons vol. Ik fiets weer ingespannen door en word zenuwachtiger naarmate Ratzeburg dichterbij komt. Als ik het centrum van Ratzeburg ben gepasseerd, stop ik langs het pad. Het is 18:38. Hoe loopt de verdere route? Hee, hij valt veel samen met officiële bewegwijzerde fietsroutes. Die zullen niet over technische singletrack gaan of overwoekerd zijn met braamstruiken. Los daarvan nog een vlakke bospassage voor Schönberg, en dan meest verharde wegen en nog een stukje bosweg voor de Oostzee. Dit moet voor het pikkedonker te halen zijn! Go go go!
Ik fiets nu als een malle over het fietspad langs de Große Ratzeburger See, en zit mezelf een beetje te beteugelen: gast, het duurt nog vier uur, nog anderhalve wintertriatlon, ga nou niet doen alsof je er bijna bent ofzo. Doorfietsen, maar blijf op tijd eten en drinken. Er volgt een stukje zandgrond met heidevelden en extensief begraasd grasland. In de mulle paden zie ik een stuk of vijf fietssporen staan, waaronder eentje die ik nog niet eerder had gezien en die vrij jong lijkt. Huh? Ben ik nou net nog ingehaald?
Het is wel makkelijk als er zo al vijf man voor je doorheen zijn geweest. Het is overal duidelijk hoe je precies moet rijden door de rimboe, en de brandnetels zijn al voor je platgetrapt. De schemer begint in te vallen bij Schönberg, nog ongeveer twintg kilometer te gaan, waarvan nog één kilometer bos. Die ene kilometer overleef ik desnoods ook wel wandelend bij het licht van mijn fietslamp.
De laatste kilometers zijn nog sfeervol ook in het avondlicht. Lig ik daar in mijn ligstuur kilometers weg te trappen, kruis ik volgens mijn Garmin ineens een straat genaamd Jens Voigt-Ring. Ik hoef mijn benen niets meer te vertellen, ze hebben het gezeur allang opgegeven.
Waar ik langs de rest van de route opgewekt kon constateren dat het Oost-Duitse platteland inmiddels keurig opgeknapt is, daar wordt het hier toch nog even een Oostblok-openluchtmuseum. Eerst passeer ik een vervallen kasteeltje over een overwoekerde kinderkopjesweg:
En dan het laatste dorpje, Johannstorf, dat alleen via een matige steenslagweg ontsloten lijkt te zijn.
Dat laatste stukje brandneteltrack door het bos kan me nu niet meer tegenhouden. Dan linksaf op de asfaltweg, links aanhouden, en dan rechts tussen de strandhutjes… zou het echt? Kan ik dit geloven? Ja hoor! Het strand! Ik zoek het precieze eindpunt waar de Garmin zijn “mission accomplished”-deuntje laat horen en sleep de fiets naar zee om hem er met z’n voorwiel in te dopen. Wow! Ik ga maar een mailtje schrijven aan Gunnar dat ik gezond en wel ben aangekomen, correspondeer nog wat met het thuisfront en maak een selfie met het in GST-kringen bekende naakstrandbord:
(er is ook een versie waar ik wel lach, maar die beschouw ik als nep.)
Wat nu? Ook nog echt naakt in die Oostzee duiken, zoals ik me had voorgesteld, maar dan in mijn voorstelling wel in de warme middagzon? Laat maar, ik ga ergens gauw in bed ploffen. De fietshandschoenen laat ik demonstratief uit als ik rustig naar de pont naar Travemünde rol. Het zit erop. Een hotel is gauw gevonden, niet goedkoop, maar daar ga ik me niet meer druk om maken. Er is een bed, en ein-de-lijk hoeft alles niet meer zo snel mogelijk. Tot morgen aan het onbijtbuffet, suckers!
In getallen
Kilometers GST-route: 1227
Kilometers gereden: 1293
Meters geklommen: 18 225
GST voltooid na: 7 dagen, 15 uur en ongeveer 18 minuten
Tijd gefietst: 96 uur, 28 minuten en 41 seconden
Lekke banden: 2
Gebroken spaken: 0
Van de fiets gelazerd: 2 keer