Welbespaakt

'Berta Bike Tour

May 18, 2024 | 15 minuutjes lezen

‘Berta Bike Tour

Sinds een maand of vier woon ik in Edmonton, Alberta, en eindelijk is het weer hier nu warm genoeg geworden om ook hier eens een fietsvakantie te ondernemen.

Als je mensen vraagt naar fietsvakanties in Alberta beginnen ze natuurlijk meteen over de Rocky Mountains. Banff, Jasper, Lake Louise, de Icefields Parkway. Maar daar ben ik al eens geweest en bovendien is het niet heel representatief voor mijn nieuwe thuisprovincie. De meeste Albertanen wonen niet in de bergen. Ze wonen of in de grote steden Calgary en Edmonton, of in de kleine plaatsjes te midden van de tarwevelden. Tot de eerste groep behoor ik nu zelf, maar van die tweede groep heb ik niet zo’n beeld. Wat ik wel weet: ze hebben vaak Britse of Oekraïense achternamen, maar soms ook Nederlandse, en als dat laatste het geval is dan behoren ze veelal tot de zwartekousenkerk. Ze hebben de reputatie, onderbouwd met verkiezingsuitslagen, dat ze erg conservatief zijn en niet in klimaatverandering geloven. Ze werken in de olie-industrie of de landbouw. Je begrijpt waarom er wel wordt gezegd dat Alberta het Texas van Canada is.

Ik heb echter weinig zin om zulke wetenswaardigheden over mijn landelijk wonende provinciegenoten te gaan spuien zonder ze zelf in landelijk Alberta te hebben ontmoet. Daarom begon ik te denken over een “Berta Bike Tour” over het platteland van Alberta. Susan gaat ook mee dus “ik” wordt “we”.

We overwogen routes waarbij we langs de voet van de Rocky Mountains rijden of kaas gaan halen bij Sylvan Star, maar bij routes in een rondje bestaat het gevaar dat de motivatie verdwijnt en we snel de kortste weg terug naar huis pakken als het een keer regent. Het is voor de motivatie beter een einddoel te hebben. Het land is hier dunbevolkt en veel steden met klinkende namen zijn er niet. De enige kandidaat op een week fietsen afstand is Saskatoon, en vanaf daar is er ook nog een trein terug. Mooi toch? En zo komen we dus tot een route die niet alleen door Alberta voert, maar ook door collega-prairieprovincie Saskatchewan.

De olierand van Edmonton

We hebben een week vrij en de trein van vertrekt uit Saskatoon op vrijdag, dus we hebben zaterdag tot en met donderdag om in Saskatoon te komen.

De eerste zaterdag maken we een trage start na een drukke werkweek. Pas halverwege de middag verlaten we de zonnige en gezellige oude stadswijken van het weekendse Edmonton. Na het oversteken van de North Saskatchewan River in Rundle Park komen we tussen de olieraffinaderijen te rijden:

Olieraffinaderijen blijven we tot en met zondagochtend veelvuldig zien, net als rangeerterreinen, jaknikkers, opslagtanks en gasfakkels. Vanuit Edmonton strekt zich stroomafwaarts langs de rivier een lint van petrochemische industrie uit, net als in Rotterdam, al is de transportas in dat alles hier niet de rivier zelf maar de spoorlijnen die erlangs lopen.

In het begin proberen we de Trans Canada Trail te volgen, de ambitieuze, in de praktijk vaak tegenvallende wandel-, fiets- en kanoroute die de drie oceaankusten van Canada met elkaar moet verbinden. Het is zonnig en we vinden onze weg over verharde fietspaden, onverharde landwegen en een gloednieuwe voetgangersbrug over de North Saskatchewan River in Fort Saskatchewan. Na een ijsje in de namiddag in Fort Sasktachewan is het al in de vooravond als we de kaliumbergen van kunstmestfabrikant Nutrien voorbij fietsen bij Redwater. Gaat dit snel genoeg om de Trans Canada Trail te blijven volgen tot Saskatoon? We denken van niet. We besluiten een andere route over verharde hoofdwegen te gaan volgen en zetten daarvoor koers naar Bruderheim.

Bruderheim is een klein plaatsje dat er alleszins gezellig bij ligt. Naast een bibliotheek en een ijshockeybaan is er ook een onbemand openbaar kampeerterrein. Officieel moet je ervoor betalen maar aangezien er geen toiletten zijn en we geen cash bij ons hebben doen we dat niet.

De nacht in Bruderheim wordt opgeluisterd door de claxon van een trein die overwegen passeert en de gillende motoren van de auto’s waarmee de dorspjeugd zich vermaakt. Susans slaapmatje van een wazige Amazon-verkoper ofzo lekt nieuw uit de doos (ze had eerder ook een degelijke Thermarest, maar die heeft ze aan mij gegeven nadat een Thermarest van mijn stuk ging). Wie het glas als halfvol wil zien kan zich tevreden stellen met de wetenschap dat de grasmat lekker vlak was en het ‘s nachts niet al te koud werd.

Aspen Parkland

De volgende ochtend rijden we naar restaurant Yaychi’s (яйчи, staat er ook in het Cyrillisch op de gevel). Breakfast is our specialty. Het heeft een grote parkeerplaats waar truckers hun vrachtwagens kunnen neerzetten terwijl ze eieren en koffie naar binnen schrokken, maar op zondag is het rustig. We genieten van eggs benedict en koffie-refills terwijl op het tafeltje naast ons een gezinnetje ook een gezellige weekendbrunch doet. De moeder draagt een zwarte trui met in witte hoofdletters achterop: “Got To Be Hard As Fuck Oilfield Maintenance And Repair, Edmonton, AB”. Ze snijdt pannenkoeken in kleine stukjes voor haar peuterzoon in een grijze trui met zwarte doodshoofden erop. Haar kleuterzoon met z’n haar in een hanenkam kijkt geboeid toe.

Highway 29 ligt nu lang uitgestrekt voor ons. Er is een “shoulder”, een vluchtstrook, waarop fatsoenlijk te fietsen is. Veel verkeer is er niet. Op sommige kruisingen zie je bandensporen van het soort amateur-motorsport dat ons ‘s nachts wakker hield. Voorbij het restaurant laten we de olie-industrie achter ons en komen we in een landschap van tarwevelden en vleesvee-weiden terecht. De stoppels van vorig jaar staan nog op het land op de meeste plekken. Hier en daar zie je boeren in de weer om het land klaar te maken voor het komende groeiseizoen, met grote trekkers met dito eggen en tanks met bestrijdingsmiddel en/of kunstmest. Het is bewolkt en soms regent het lichtjes. Er zijn veel poelen in het landschap waaruit eenden en ganzen opvliegen als we voorbij fietsen. Soms klinkt er een koor van kwakende kikkers.

Helemaal kaal is het landschap niet. Er staan houtwallen en bosjes van grotendeels Amerikaanse ratelpopulier, de naamgevende soort van het “Aspen parkland”, het landschapstype dat de overgang vormt tussen de prairies in het zuiden en de taiga’s in het noorden. Soms zie je tussen een groepje bomen een verlaten schuur of blokhut staan, overblijfsels van hoeves die door de mechanisatie en schaalvergroting in de landbouw overbodig zijn geworden.

In dit alles lijkt het landschap voor mij sterk op delen van de voormalige Sovjet-Unie. Ook de stadjes met hun ruime uitleg langs een soms verdwenen spoorlijn doen Oost-Europees aan. Two Hills doet me denken aan de provincieplaatsjes in Litouwen, terwijl de houten hoeves en het verstilde kerkje van Musidora me aan Oekraïne doen terugdenken.

De afstanden zijn groot en Saskatoon is nog ver. We zijn het niet meer gewend om hele dagen te fietsen en sommige lichaamsdelen doen pijn. In gedachten hou ik me bezig met mijmeringen over een sprookje waarin we langs de eindeloze landerijen de zware tocht naar het mythische Sasq-Atun maken.

Regen en tegenwind

Op maandag regent het en staat er een stevige oostenwind. Gedurende dag wordt de wind steviger en gaat het harder regenen. We komen langs Derwent, een prairiestadje waar de laatste winkel gesloten is. De voormalige winkelpanden in de Centre Street staan nog aandacht te trekken met hun grote ramen en in felle kleuren geschilderde hoge gevels maar er is niets meer te koop en er zijn geen passanten die iets zouden kunnen willen kopen. Later passeren we Dewberry, waar de middenstand beter is geconserveerd, en we stoppen er bij de Co-op-supermarkt. De dames van het personeel dragen rokken en een hoofdkapje. De supermarkt heeft gelukkig een bankje en een koffie-apparaat binnen staan.

Dewberry probeert passanten vanaf de hoofdweg het dorp in te trekken met een World’s Largest Chuckwagon. Zo leren we dat de sport Chuckwagon Racing bestaat, populair onder stugge plattelanders uit christelijke streken, een beetje zoals het marathonschaatsen in Nederland.

Hotels en motels zijn hier niet dik gezaaid, en bij het zoeken van accomodatie op Google Maps helpt het niet dat veel prairiestadjes een gebouw hebben dat van oudsher “hotel” heet, maar waar je tegenwoordig niet meer kunt overnachten. Meestal kun je er alleen nog bier drinken met de jongens uit het dorp en plaatselijke goede doelen ondersteunen door je geld in gokautomaten achter te laten.

In een vlag van daadkracht boek ik een overnachting in Lloydminster, een stad ter grootte van Doetinchem op de grens van Alberta en Saskatchewan, 140 kilometer weg van de plek waar we maandagmorgen begonnen te fietsen. Om kwart over negen ‘s avonds strompelen we als uitgepierde muskusratten met onze fietsen aan de hand de lobby van de Border Inn & Suites binnen.

Het eten in het restaurant is op, en de opties in de straat zijn de Domino’s en de McDonald’s, dus we bestellen Indiaas. Na mijn al vrij eenzijdige beslissing om vandaag 140 kilometer door de regen te rijden, maak ik het ook nog zo bont dat ik met mijn hongerige hoofd Susans toetje opeet. Het getuigt van de kracht van onze relatie dat we desondanks nog bij elkaar zijn.

Geelhoofd

Omdat we geen zin hebben steeds maar 140 kilometer in regen en tegenwind te rijden besluiten we vanaf Lloydminster de Yellowhead Trail te volgen, de hoofdweg van Edmonton naar Saskatoon (en verder). De route heeft een romantische naam. Hij is vernoemd naar een pelshandelaar uit de vroege negentiende eeuw die, voordat er wegen of spoorwegen of landbouwnederzettingen waren, door de prairies en wouden trok om pelzen te vergaren voor de Hudson’s Bay Company. De Indianen vonden zijn blonde haar nogal opvallend en noemden hem “Tête Jaune” of “Yellowhead”. De heel lage pas waar hij de Rocky Mountains overstak heet nu Yellowhead Pass, en de route ernaartoe Yellowhead Trail.

Inmiddels is de eindeloze wildernis die hij verkende gekoloniseerd en er wonen nu miljoenen mensen. Die mensen wensen ook gebruik te maken van modern vervoer en dus is de Yellowhead Trail door de decennia heen geüpgraded tot een snelweg-achtige weg met een middenberm en twee rijbanen in elke richting. Gelukkig is er ook een vluchtstrook voorzien waarop wij onze kilometers wegdraaien.

Na de krachttoer van gisteren is het vandaag zaak te herstellen. We rijden niet verder dan Maidstone. De dame die het motel aldaar bestiert is erg gesteld op het tapijt in haar kamers en heeft liever niet dat wij daar modderige fietsen op zetten. Om te zorgen dat we de fietsen toch binnen kunnen zetten en ze niet door ruig prairievolk worden ontvreemd, geeft ze ons een emmer warm sop en doekjes:

Bij het restaurant in Maidstone zet de uitbater vast doggie bags klaar op onze tafel als hij ziet hoeveel we bestellen. Hij moet ze later ongebruikt weer afruimen.

Dominion Land Survey

Vanaf Maidstone, op woensdag en donderdag, hebben we een sterke rugwind en maken we ons druk over zonverbranding in plaats van over regen. Over de vluchtstrook van de Yellowhead vliegen we met een goede 30 km/u op Saskatoon aan.

’s Avonds lees ik op Wikipedia over de Dominion Land Survey, het systeem waarmee de Canadese prairies van Manitoba tot aan de Rocky Mountains in blokken van één bij één mijl zijn verdeeld. Ik kwam daarbij doordat ik me afvroeg waarom er zo veel wegen Township Road heten terwijl er schreeuwend weinig daadwerkelijke nederzettingen zijn, en of de nummers van de genummerde Range Roads iets zeggen over de afstand tot de provinciegrens van Alberta en Saskatchewan.

Ik leer dat het project van het in kaart brengen en ontsluiten van de Canadese prairies decennia heeft geduurd, van 1871 tot in de twintigste eeuw. De schaal van de onderneming begon me duidelijk te worden toen ik moest reizen voor werk, en ik naar het oosten kijkend een grid van wegen zag, dat zich ononderbroken uitstrekte in alle zichtbare richtingen zo ver het oog rijkt, vanuit een vliegtuig op een hoogte van 40 000 voet. In totaal zijn de Canadese prairies in zo’n 1,25 miljoen quarter sections verdeeld, percelen van een kwart vierkante mijl (65 ha) waarop een gezin hun hoeve of homestead kon vestigen.

Ik lees op Wikipedia dat, om dit in de negentiende eeuw voor elkaar te krijgen, ploegen van werklieden te voet of te paard de wildernis in trokken met kookspullen en meetapparatuur.

Hoe toepasselijk dat ik net Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans aan het herlezen ben, waarin hoofdpersoon Alfred ook in een ploeg met meetapparatuur de wildernis in trekt.

De vorige keer dat ik het boek las was ik zestien en was ik als “Reinier Lamers, 5b” bezig aan mijn leeslijst. Volgens mijn leesverslag dat nog steeds ergens op mijn computer staat vond Reinier het niet heel onderhoudend.

Met wat meer levenservaring en het nodige extra formeel onderwijs in kenleer en formele logica onder de arm kan ik er nu meer diepere lagen in ontdekken. Hermans beschrijft hoe, op de Laplandse toendra, de met veel moeite verworven boekenwijsheid Alfred niet veel verder helpt. Naarmate de expeditie van Alfred meer in honderd loopt leert hij echter meer te vertrouwen op zijn onmiddellijke waarneming, zijn eigen zintuigen en zijn geest, en komt hij tot rust en slaagt hij erin te doen wat hij moet doen als er een fataal ongeluk gebeurt.

Werkt het op een fietsavontuur niet net zo? Boekenwijsheid en schoolcarrière dienen hooguit tot het opleuken van de lange dagen met dit soort overpeinzingen. De werkelijke lessen zitten in het opdoen van praktische vaardigheden, het ontmoeten van mensen die anders zijn dan jij, en het leren kennen van je eigen vermogens en beperkingen.

Hermans verwijst naar Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus als hij een van zijn personages iets laat zeggen over Wittgenstein die had gezegd dat het bij het lezen van het boek niet gaat om het leren van de feiten die erin staan, maar om een begrip dat je verwerft door die feiten te lezen, maar dat evengoed los staat van de feiten. Zou fietsvakantie ook zo’n onderneming zijn, die je tot inzicht brengt op een manier die niet te herleiden is tot de losse gebeurtenissen onderweg?

En is op avontuur gaan een betere bron van kennis dan boeken, op z’n minst voor diegenen die hun hele leven vooral boeken hebben gelezen? Is dat wat mijn leraar Nederlands me misschien wilde zeggen toen hij me dit boek aanried indertijd? Alfred komt in een paar weken in Noorwegen tot het inzicht dat zijn hele leven tot dan toe verspilde tijd was. Dat zou ik over mijn jeugd niet willen zeggen, maar er op uit trekken en proberen fysiek te komen waar je wilt zijn heeft me veel dingen geleerd die ik niet in boeken (of op Reddit, of Tiktok) had kunnen vinden.

In Battleford schiet het rechter pedaal ineens van mijn af. Het valt met een metalige klik op de grond. Shit, heb ik weer, met mijn fiets waar ik al die onderhoudsuren in steek. Gelukkig gebeurt het uitgerekend bij een stad. We gaan naar de SportCheck, kopen pedalen, kopen een verstelbare sleutel bij de naastgelegen ijzerwarenhandel en retourneren die sleutel weer zodra het nieuwe pedaal vastzit. Klaar is Kees, en door naar de Chinees voor avondeten. Ze hebben zowaar Indonesische nasi goreng, die echter behoorlijk anders blijkt uit te vallen dan bij het gemiddelde Chin. Ind. Spec. Rest. in Nederland (garnalen!?).

In Maymont, onze laatste ontbijtstop voor Saskatoon, schenkt de rustige caféhouder ons consciëntieus koffie in en moeten we lang wachten op het eten. Dat is eigenlijk in alle prairierestaurantjes het geval. Ze hebben niet veel klandizie dus alles moet echt op bestelling vers gemaakt worden. Lekkere en calorierijke ontbijten zijn iets waarin de Britse en de Oekraïense kolonisten elkaar wel konden vinden, en wij doen er ons voordeel mee.

In Saskatoon zijn we ons vooral aan het ergeren aan hoe moeilijk het is goede bakkerijen en supermarkten te vinden. Stadsmensen hebben hun voorzieningen blijkbaar minder opgelijnd met de caloriebehoeften van de langeafstandsfietser dan prairieplattelanders. Rond vijf uur vertrekt onze trein naar Edmonton, met zo’n zes uur vertraging. De passagiers grijpen de stop op station Saskatoon aan voor een rookpauze en in een dikke marihuanadamp tillen we onze fietsen in het bagagerijtuig.

Vanaf het spoor, dat een stuk zuidelijker dan de Yellowhead Trail loopt, kom je door wildere stukken Aspen Parkland dan we op de fiets hebben gezien. Elanden en kuddes vleesvee grazen tussen de bomen bij blauwe meertjes. De trein stopt in Wainwright om een enkele passagier aan boord te nemen. Als het donker is is zelfs vanuit de trein het noorderlicht te zien. Zodra ik Nooit meer slapen heb uitgelezen, val ik voldaan in slaap.

Katjes

Voor de liefhebbers nog wat katjes die we onderweg aan bomen zagen hangen. Wisten jullie trouwens dat het Engels het woord “katjes”, of “kattekes” in die tijd, in de Middeleeuwen uit het Nederlands heeft geleend? Ze worden hier catkins genoemd.