Welbespaakt

Amsterdam - Parijs, lange-afstandsracen voor beginners

June 30, 2016 | 13 minuutjes lezen

Ooit zocht een stel schaatsende studenten uit Amsterdam naar een sportieve activiteit voor in de zomermaanden. Hun vondst: in tweetallen in één weekend naar Parijs fietsen. Als bij cyclosportieve wordt er achteraf een klassement opgemaakt met de tijden van de deelnemers. Wat de oprichters niet bevroedden was dat de snelste teams er geen weekendje uit met een hostel-overnachting van gingen maken, maar in één ruk van het Museumplein naar de Eiffeltoren gingen rijden en pas gingen liggen zodra de tijd was gestopt.

Het is een studentenevenement en dus hangen rond Amsterdam-Parijs veel verhalen van mensen die zich de avond tevoren met hun dronken hoofd laten overhalen, en dan nog gauw langs hun ouders moeten om een oude racefiets van zolder te halen, zodat ze na twee dagen huilend van de honger Parijs binnenrammelen op een te groot roestig ros met schakelhendels op de onderbuis, onderweg gehinderd door vijfentwintig lekke banden en wanhopige dwalingen in het donker op eindeloze Waalse kasseienwegen. Zie bijvoorbeeld het verslag van Oisín hier

Bij mijn broer Lennaart en mij uiteraard niets van dat alles. Wij zijn inmiddels werkende burgers die mooi materiaal kunnen kopen. Vergaderingen worden belegd, met een agenda en notulen. Ons professionele netwerk op fietsgebied zorgt dat we kunnen lenen wat we niet kopen, en dat het goede advies ons van vele kanten toekomt. We hebben een auto vol koolhydraatrijk eten, drie Garmin-navigatieapparaten met de route en last but not least twee toegewijde begeleiders in de volgauto. Het enige studentikoze waar we niet onderuit komen is het verzinnen van een teamnaam. Dat wordt “Brekken en angoan op de TrekkerTrek”, verwijzend naar onze geboortestreek en het merk van onze fietsen.

Met deze voorbereiding is het doel om binnen de 20 uur naar Parijs te fietsen. En in mijn achterhoofd bedenk ik me dat ik ook geen teams op de inschrijflijst gezien heb waar we absoluut niet van zouden kunnen winnen. We hebben er beslist geluk voor nodig, maar wie weet…

En zo staan we dan op zaterdag 25 juni aan de start, om 12 uur ‘s middags op het Science Park in Amsterdam-Oost: Aan de start staan 20 teams, 40 fietsers dus met nog eens 40 man in 20 volgauto’s daarachter. Ik ben daar goed zenuwachtig. Mijn hartslag bij de start is 130, terwijl hij bij andere evenementen altijd onder de 100 bleef.

Als het startschot valt, pakken we snel de kop waarvoor nog even twee Skits-meiden voorbijgestoken moeten worden bij het oprijden van de Ringdijk van de Watergraafsmeer. Daarna gaat het langs het Amsterdam - Rijnkanaal, waar mijn Amsterdamse local knowledge ons vlekkeloos langs een bouwplaats leidt waar andere teams al over een vangrail moeten klauteren.

Langs het Amsterdam-Rijnkanaal rouleert de koppositie tussen het koppel van Tjeerd en Jelle (“De Utrechtse Elsjes”) en ons. In Breukelen scheiden onze geplande routes en zijn we op onszelf en de Garmin aangewezen. Mijn hartslag neemt weer normale waarden aan. Ik kom in een ritme, en vanaf nu moeten we dat nog zo’n 475 kilometer vasthouden.

We hebben besloten Breda en Antwerpen aan de oostkant te passeren. Dat is een ongebruikelijke route: alle andere teams fietsen dwars door de steden heen. Na een verkenningstocht dit voorjaar leken de vele stoplichten in de steden en de verschrikkelijke vierbaansweg ten zuiden van Antwerpen mij een goede reden om ietsje om te rijden. Dat “ietsje” werd bijna tien kilometer en we begrijpen dat we er tijd mee gaan verliezen, maar hopelijk zorgt de rustiger route ervoor dat wij een ontspannen stemming houden en dat het winkelend publiek in Antwerpen twee racende maniakken bespaard blijven.

Een ander voordeel van deze route is dat hij door een paar bossen voert, en dus kunnen we bij Dorst discreet de eerste plaspauze nemen. Dat is ons plan van aanpak: alleen stoppen om te plassen. Tot Wallonië geven de volgers eten en drinken in linnen tassen aan, daarna kan de auto achter ons rijden en kunnen we als echte wielrenners eten, drinken en kleding door het raampje aanpakken.

Tijdens deze omtrekking krijgen we te maken met de enige neerslag van de route. Eerst lichte regen, dan weer even zon en uiteindelijk stortregen die ervoor zorgt dat we in een tunneltje onder het spoor tot de naven door het water moeten rijden. Het is spannend om op een Belgische weg het wegdek niet te kunnen zien, maar gelukkig blijf ik nergens in een gat steken en kom ik ongeschonden weer op het droge. Ik vind het mooi: met je handen in de beugels door de regen rammen, op een tocht van 500 kilometer, in Vlaanderen. Alleen de tube om je schouders ontbreekt nog voor het forçats de la route-plaatje.

Als het eenmaal weer droog is, wacht het volgende incident. Ondanks uren route-voorbereiding blijk ik een halve kilometer kasseien over het hoofd te hebben gezien. Lennaart blijkt een natuurtalent: onverzettelijk stoempt hij over het midden van de weg. Desondanks steekt hij een hele klaagzang af, die intenser wordt als er ook nog een grote 4WD voor onze neus gaat stilstaan omdat hij met z’n dure bak niet de natte berm in wil, en het modderhappen aan het tegemoetkomende gezinsautootje overlaat.

Inmiddels hebben we de volgauto al op twee afgesproken plekken gemist. Door de nattigheid is het ook niet makkelijk de volgers vanaf de fiets te bellen. Als er eenmaal contact is, wordt het zo’n mooie schreeuwconversatie in de rijwind. “File! We rijden jullie tegemoet! We zien jullie!” “Tot zo!”.

We zien de volgauto weer in Asse, een bekende plaatsnaam voor Amsterdam-Parijs-veteranen. In dit Vlaamse stadje ga je over van slingerende Vlaamse landweggetjes op een reeks oude Romeinse heerwegen, die als een streep naar de horizon schieten over de glooiingen. Glooiingen ja, want vanaf hier is het met de Nederlandse platheid ook voorbij. Op een van de heuvels worden we ingehaald door twee mannen van Mercurius, de studentenwielervereniging uit Nijmegen. De heren hebben er een straf tempo op liggen en tonen machtige kuiten door staand omhoog te fietsen, maar een paar kilometer verder passeren we ze weer als ze stilstaan naast hun volgauto.

De volgauto heeft ons weer een zak eten en sportdrank aangegeven, maar inmiddels zijn we hem weer kwijt. “Snackbar!” schreeuwt de andere kant van de lijn deze keer. Lennaart heeft nu juist even geen zin in eten. Dat dwingt ons het tempo iets te laten zakken, want als je je spijsvertering nu al overhoop helpt, ga je heus niet eerder in Parijs zijn.

Door Mons, de hoofdstad van Henegouwen, rijden we dus met de handen op het stuur terwijl ik een poging doe een gezellig babbeltje op te zetten. En zelf nog eens een krentenbol naar binnen duw, want blijven eten is tip nummer één van iedereen. Hier is al het eten dat chef voedselvoorziening Lennaart had ingeslagen:

Nu staat er zo’n 270 kilometer op de teller, zakt de zon, en is de Franse grens minder dan een half uur weg. Bij mij daalt het gevoel in dat we met iets bijzonders bezig zijn. De zon schijnt nog steeds als we Bavay passeren, het eerste stadje in Frankrijk. Dat is een opsteker, want ik had het van tevoren echt niet verwacht. Wat ruiken die graanvelden ook lekker! Ik voel me weer net zo zenuwachtig aan het begin: als de nacht valt en de gereden afstand boven de 300 km komt, kom ik op onbekend terrein en begint Amsterdam-Parijs echt.

Als het eenmaal donker is, voelt dat inderdaad als een ander ritme. De kaarsrechte weg passeert af en toe een dorp, met vluchtheuvels en kruisingen bij het licht van straatlampen, om daarna weer in de zwarte stilte op te lossen. We rijden in de lichtbundels van de auto en twee grote fietslampen, dus je ziet de weg voor je en daarnaast twee zwarte zijwanden. Als we linksaf moeten naar Saint-Quentin, zien we wel de witte wegwijzer oplichten, maar niet de afslag zelf. Eerst afremmen en voorzichtig naar links sturen, en dan pas zie je in het licht van de fietslamp waar de zijweg zit.

We gaan inmiddels richting kilometer 400, ook voor mij een dik record. Ik krijg wat kleine pijntjes in mijn lijf. Niet in mijn benen zoals je misschien zou verwachten, maar eerder in mijn schouders en romp, in de spieren die mijn lichaam op z’n plek houden op de fiets. Lennaarts eetproblemen zijn gelukkig wel weer voorbij gegaan, dus hoewel we niet meer zo hard gaan aan het begin, rijden we kop-over-kop door met nog steeds een goed gevoel over de onderneming.

Het helpt beslist dat we stickers voor op bovenbuis en ligstuur hebben gemaakt met de afstanden tot verschillende punten. We trappen urenlang door over donkere landwegen, af en toe onderbroken door stadjes waar je bij het gele licht van de straatverlichting over lege rotondes en langs zinloos rode stoplichten schiet. Door de stickers heb je steeds een volgend richtpunt, en voelen de stadjes niet als inwisselbare onderdelen van het saaie Noord-Frankrijk maar als mijlpalen op weg naar Parijs.

Ook geestelijk blijven we scherp: in Thourotte is de weg opgebroken, maar met de Garmin vinden we in een paar seconden een omrijroute die slechts een paar honderd meter langer is. De volgauto raken we wel even kwijt, maar hun dwalingen leveren ons weer wat business intelligence op over het team van WTOS. 10 kilometer achter ons! We hadden ze bij Gorinchem nog gezien en daar gingen ze een stuk harder; dat ze nu achter ons zitten is goed nieuws.

Omdat Parijs dichterbij komt en de eerste tekenen van licht zich in het noordoosten aandienen, word ik optimistischer met mijn lamp. Op de volle 800 lumen gaat hij aan op de brede, rechte weg van Compiègne naar Verberie. Zo kilometers wegmalen, met alleen de bundel van je lamp in zicht en alleen het piepen van de ketting te horen (ja, sorry, hij stond al droog sinds de stortbui in Vlaanderen), voelt eenvoudig en vertrouwd.

In Verberie, op 433 km van Amsterdam, wacht de grootste klim van de route, een stijging van 82 meter. Hij valt echter mee. Lennaart en ik klimmen even snel, dat komt mooi uit. Senlis, op 451 km, is een typisch Frans stadje met gepleisterde, tegen elkaar aan gebouwde huizen met luiken. In mijn routevoorbereiding zag ik het als het begin van de finale. Vanaf hier kun je gaan kiezen hoe je Parijs in wilt rijden. Via de D1017, de kortste weg maar druk en niet goed geschikt voor fietsers? Via de D1016, beter maar een stukje om? Of de D1017 tot Fosses en dan over kleinere landweggetjes de banlieue in naar Saint-Denis?

Wij doen het laatste. Bij het plaatsje Fosses (nog maar 35 km nu!) slaan we rechtsaf de D1017 af. In het dorp krijgen we nog twee hellingen voor de kiezen. Onze granny gear (39x21 voor Len, 42x23 voor mij) is nog maar net klein genoeg. Maargoed, we hoeven onze knieën in deze slotfase niet meer te sparen. Ik ben wel benieuwd hoe makkelijk je hier fris omhoog zou fietsen. Lennaart kijkt eens op zijn telefoon en concludeert dat we, als we doortrappen, binnen 18 uur kunnen finishen.

Gauw daarna zien we links van ons Parijs als een zee van lichtjes in het dal van de Seine. De Eiffeltoren is helaas nog niet te onderscheiden, maar het gevoel wordt steeds sterker: we zijn er bijna! Bij wat oninspirerende flats in voorstad Villiers-le-Bel passeren we de laatste stukjes boerenland. Vanaf nu wordt het laveren door het chaotische Parijse stadsverkeer. Gelukkig is het net zo’n beetje licht geworden.

Parijs is tegen zessen op zondagochtend levendiger dan ik zou verwachten. Vuilophalers zijn in de weer, er zijn mensen op weg naar hun werk en het autoverkeer is rustig maar niet uitgestorven. De Garmin leidt ons veilig over vierbaanswegen en tegen de richting in door de centra van oude voorstadjes. Bij Saint-Denis moeten we ook onze eigen creativiteit even aanwenden en een stukje over een trambaan rijden. De mensen die bij de halte staan te wachten zijn te slaperig om ons verbaasd na te kijken.

Als we onder de Périphérique door gaan en een plaatsnaambord “Paris” passeren, begin ik echt te genieten. Ook als we ons links-rechts-links tussen de bebouwingsblokken van het echte Parijs door wurmen, blijven we goed rijden. Alleen bij de Champs-Élysées moeten we even wachten voor het stoplicht. Als we daar voorbij zijn, doemt de gouden koepel op van het Hôtel des Invalides. We zijn er! Onze volgers staan ons al op te wachten en schreeuwen naar ons dat de finish aan de andere kant van het gebouw is. Lennaart trekt er een eindsprint heen, ik kijk in zijn wiel uit dat we geen ongelukken veroorzakken nu we over een drie banen brede eenrichtingsweg spookrijden. Nog één keer draaien we linksom de stoep op, en dan kunnen we eindelijk stoppen. 17 uur en 54 minuten is onze tijd. De volgers hebben onze vier flessen Grolsch ook heelhuids in Parijs gekregen, en dus staan we zo op onze aankomstfoto:

Hebben we nou misschien nog gewonnen? Helaas. Tjeerd en Jelle hebben de rest van het veld verpletterd en waren al om kwart voor vier in Parijs. Wij zijn nu, dik twee uur later, het tweede team. Kort na ons komt Mercurius binnen als nummer drie.

Daarna gaan we naar de camping (in de lekker warme volgauto), en na een paar uur bijslapen kunnen we napraten. Dan gaat het vooral over de minder fortuinlijke teams: één team krijgt met maarliefst twee knieblessures te kampen, zodat beide volgers ook een stukje op de fiets doen en ze dus met vier fietsers toch nog Parijs halen. Een ander team had niet door dat de finish aan de achterkant van het Hôtel des Invalides is, en zit doodleuk een uur aan de voorkant te chillen voor ze gevonden worden. Weer een ander rijdt driehonderd kilometer solo na het uitvallen van zijn maat.

Maandag rij ik weer naar huis, en net als ik ga slapen word ik koortsig en gaat mijn spijsverteringskanaal in de doorspoelstand. Ik lig rillend in bed, probeer af en toe wat te lezen en val soms in slaap. Kloklezen verleer ik acuut, als ik wakker word zie ik mijn wekker 01:30 aangeven terwijl ik toch zou zweren dat ik eerder al 03:30 zag. Als ik mijn ogen dichtdoe beleef ik de AmPa-nacht opnieuw, en spring ik van de fiets voor een plaspauze of spreken de volgers mij vanuit de auto moed in. Als het eindelijk ochtend is, meld ik me voor het eerst ziek bij mijn huidige werk en slaap ik nog eens door tot drie uur ‘s middags. En pas nu, een krappe week later, voel ik me weer helemaal uitgerust.

Zie trouwens de Strava FlyBy-pagina voor de verschillende routes, snelheden, gemiddelde hartslagen etcetera van de Strava-gebruikende deelnemers.